Het beheer van de vogelreservaten in het Veerse Meer Toen in 1961 het Veersche Gat werd afgesloten en het Veerse Meer ontstond, was het duidelijk, dat er ook ten aanzien van de in dit gebied aanwezige natuurterreinen diep ingrijpende veranderingen op komst waren, die een totaal nieuwe beheersaanpak nodig zouden maken. Tot dusver was het gebied een zeearm geweest, met uitgestrekte en weinig betreden schorren en bij eb droogvallende slikken en zandplaten. Grote broed- kolonies van meeuwen en sternen bevonden zich op enkele plaatsen in de schorren. Een minstens even belangrijk aspect was het voorkomen van vele tienduizenden trek vogels, die er pleisterden en overwinterden. Door terugmelding van geringde vogels is bekend, dat deze doortrekkers en wintergasten afkomstig zijn uit een zeer uitgestrekt areaal, dat grote delen van noord- en noordoost-Europa en van noordwest-Azië omvat. Een belangrijk deel van al deze vogels dringt op de verdere trek door tot in het Mid- dellandse-Zeegebied en Afrika. Men mag dan ook vaststellen dat de enorme vogel- scharen van het Deltagebied een integrerend deel vormen van de vogelrijkdommen van een gebied waarvan de uitersten duizenden kilometers uit elkaar liggen en waar miljoe nen mensen wonen, die als jager, vogelliefhebber, natuurliefhebber-in-algemene-zin of op andere wijze voor hun vrijetijdsbesteding direct of indirect betrokken zijn bij het voortbestaan van die vogels. Dergelijke vogelconcentraties vormen een voor ieder zicht bare manifestatie van deze rijkdommen. Beter dan wat ook geeft het aanschouwen ervan een verdiept inzicht in de rijke veelzijdigheid van de ons omringende wereld. Van de veranderingen die in het Veerse Meer zouden optreden was het karakter in grote lijn bekend, onder meer door ervaringen in de IJsselmeerpolders en de Braakman. Som mige onderdelen werden echter pas in de loop der volgende jaren duidelijk. Hieronder zullen enige aspecten van deze veranderingen worden besproken. Hierbij is dankbaar gebruik gemaakt van de structuur-oecologische inzichten van de onderzoekers van het Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud. In het algemeen kan men zeggen, dat het hoofdprobleem in het Veerse Meer voort vloeit uit een verschijnsel dat wij misschien het beste kunnen aanduiden als schaal verkleining. Terwijl vroeger duizenden hectaren schorren, slikken, zandplaten en water slechts incidenteel werden betreden en bevaren, is door het wegvallen van de 'getij barrière' de menselijke beïnvloeding verveelvoudigd. Bovendien vormen de reservaten - in beheer bij de Stichting 'Natuurmonument De Beer' slechts een deel van het gehele gebied. De betrekkelijk geringe grootte hiervan schept extra beheersproblemen. 59

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1967 | | pagina 5