In het Brouwershavensche Gat bevindt zich achter de afsluitdam een afgesloten bekken
dat fungeert als kombergingsgebied, zodat daar in beide fasen grotere vervallen ver
wacht moeten worden dan in de Grevelingen. Ook hier zal de golfaanval zwaarder zijn.
De voor de Grevelingen onderzochte materialen kunnen ook in het Haringvliet en het
Brouwershavensche Gat worden toegepast, maar tot een geringere hoogte ten opzichte
van N.A.P. Voor het slotgedeelte van de opbouw, wanneer de damkruin komt in de
wateriaag waarin zich de normale getijbeweging afspeelt, zal een zwaarder materiaal
dan bijvoorbeeld stortsteen 10-300 kg noodzakelijk zijn om weerstand te kunnen bieden
aan de te verwachten vervallen en golfbeweging. Dit zwaardere materiaal zal een zo
hoog mogelijk soortelijk gewicht moeten hebben terwille van de stroom- en golfbesten-
digheid. In het belang van het laden en lossen van de kabelbaan geeft men de voorkeur
aan een op het terrein vervaardigd element. Op grond van deze eisen gingen de ge
dachten uit naar betonblokken met een stukgewicht van 2500 kg en een volume van iets
meer dan 1 m3. Het soortelijk gewicht van beton is 2,4.
Om het ontworpen blok op zijn waarde te testen werd in het Waterloopkundig Labora
torium een onderzoek gedaan naar de mate waarin een uit dergelijke betonblokken
opgestorte dam weerstand zou kunnen bieden aan de gecombineerde aanval van stroom
en golf, en naar de vervorming van zo'n dam in extreme omstandigheden. Hoewel het
stukgewicht en het soortelijk gewicht ongeveer vaststonden, bestond er nog onvoldoende
inzicht in de meest gewenste vorm van het betonelement. Uit het onderzoek dat ten
behoeve van de Grevelingensluiting werd verricht naar de stabiliteit van spanzandzakken
is gebleken dat de vorm van een stortelement een grote invloed heeft op het gedrag
ervan in stromend water. In het waterloopkundig onderzoek is de vorm van het beton
element daarom een van de variabelen. Tot nu toe zijn in het onderzoek een kubusvormig
element waarvan de ribben waren afgeschuind, en een plat blok, eveneens met afge
schuinde ribben, betrokken geweest. De in dit artikel genoemde onderzoekresultaten
hebben alle betrekking op het afgebeelde platte blok met afgeschuinde ribben, dat als
eerste is onderzocht.
Het eerste deel van het onderzoek had tot doel na te gaan bij welke vorm van de dam
de blokken de grootste weerstand hadden tegen overtrekkende stroom alleen. De vier
besproken damvormen zijn schematisch weergegeven in figuur 1. Uit de resultaten blijkt
dat de dam met een brede kruin en die met een afgeronde kruin het meest stabiel zijn.
De stabiliteit van het materiaal wordt niet alleen bepaald door de eigenschappen van
het materiaal zelf, maar ook door de vorm van de dam. In het algemeen zal eenzelfde
materiaal op een dam met een brede kruin een groter verval kunnen weerstaan dan op
een dam met een smalle kruin. Daarnaast staat, dat een dam met een steil talud minder
stroombestendig is dan een dam met een flauwer talud. Dat de bovenste twee dammen
van figuur 1 in gelijke mate stroombestendig zijn moet dan ook worden toegeschreven
aan het feit dat de gunstige invloed van de brede kruin wordt genivelleerd door het
steilere talud van 1 0,9, dat de betonblokken aannamen wanneer ze in het model onder
water werden gestort. Deze twee damvormen zouden zeer wel kunnen worden opge
bouwd door ze op te storten vanaf vaartuigen. De twee andere onderzochte damvormen
zijn typische resultaten van de opbouw door een kabelbedrijf, zoals dat toepassing zal
vinden in het Haringvliet en het Brouwershavensche Gat. Deze kabelbaan zal bestaan
uit één enkelvoudig circuit, waarvan de kabels op een afstand van 6 meter van elkaar
hangen. Een dam met dubbele kruin blijkt meer stromingsweerstand te bezitten dan een
met enkele kruin, want hoewel de taluds van beide dammen gelijk zijn, kan de dam
met dubbele kruin ten opzichte van die met enkele kruin worden beschouwd als een dam
met een relatief brede kruin.
71