dat er een geheel afzonderlijk, nogal tijdrovend bedrijf voor in werking moet worden
gesteld. Daarom worden bij de hier besproken caissons voorzieningen getroffen om de
naden tussen caisson en drempel af te sluiten met behulp van nylonzakken, die, van te
voren aan de onderrand bevestigd, van boven af met cementmortel worden volgeperst.
Een op dit denkbeeld gebaseerde praktijkproef gaf goede resultaten te zien. Indien de
technische details verder goed oplosbaar blijken, kunnen de steenaanstortingen bij de
sluiting van het Brouwerhavensche Gat achterwege blijven.
Ter beperking van de wervelstraten wordt het sluitgat aan beide zijden onder taluds
van 1 5 afgewerkt. Dientengevolge is het noodzakelijk, evenals bij de afsluiting van
het Volkerak, bij de sluiting als eerste twee schuine landhoofdcaissons neer te zetten.
Na wat hierover in Driemaandelijks Bericht nr. 38 (november 1966) is opgemerkt, behoeft
deze constructie weinig toelichting meer.
Slechts zij nog opgemerkt, dat deze caissons na het zinken voorlopig slechts zover met
zand zullen worden gevuld als nodig is om te voorkomen dat ze wegschuiven over de
drempel. Om ze goede drijvende eigenschappen te geven zijn deze caissons namelijk
zo licht uitgevoerd dat ze niet bestand zijn tegen de inwendige druk van een volledige
vulling met vloeibaar zand. Wanneer tenslotte de gehele caissondam onder het zand
wordt gespoten zullen ook de landhoofdcaissons volledig met zand worden gevuld,
waarbij het niet is uitgesloten dat ze plaatselijk bezwijken. Deze gevolgen zijn echter in
dit stadium van de afsluiting van geen belang meer.
Berekeningsgrondslagen
In constructief opzicht is de doorlaatcaisson in zijn geheel een ligger van gedrongen
vorm, waarvan de elementen worden gevormd door een gewapend betonnen raamwerk
met de gewapend betonnen dwarsspanten als verticale, en de stalen vakwerken als
diagonale wandstaven.
De onderrand van het raamwerk wordt gevormd door de bodembak, de bovenrand
door de ballastbak en de eindronden door de kopwanden; deze drie elementen zijn weer
pgebouwd uit platen, die een monolitisch geheel vormen met verstijvingsribben; de
bben kunnen weer worden beschouwd als rondgaande langsspanten. Op deze wijze
is een ruimtelijke constructie gevormd, die, van houten drijfschotten voorzien, gunstige
e igenschappen bezit om stabiel te drijven o.a. vanwege het laaggelegen zwaartepunt,
op 0,43 X de hoogte vanuit de onderkant, en het lage volumegewicht van 0,377. Desal
niettemin zijn sterkte en stijfheid zodanig, dat de caisson het verdraagt op een oneffen
bodem te worden geplaatst, dat het dode gewicht met 50% kan worden verhoogd door
het vullen van de ballastbak, en dat de caisson vervolgens aan aanmerkelijke water
drukken en eventuele goifkrachten kan worden blootgesteld, zonder zodanig te ver
vormen dat de beweegbare schuiven in hun geleidingen zouden klemlopen. Het is duidelijk
dat aan deze tegenstrijdige eisen slechts kan worden voldaan door een zorgvuldige
analyse van de samenstellende factoren en het vinden van een gunstig compromis, zoals
is aangetoond in nr. 34 (november 1965) van het Driemaandelijks Bericht.
De belasting op de caissons is van drieërlei aard. Naast een rustende statische be
lasting door het eigen gewicht van caisson (80 ton/meter) en ballast (45 ton/meter), zal er
een quasi-siatische belasting optreden ter grootte van 60 ton/meter tengevolge van
relatief langzaam wisselende waterdrukken door verval en regelmatige golven. Tenslotte
is er nog een dynamische belasting van 82 ton/meter door golfklappen van onregel
matige windgolven.
De eerste twee belastingen grijpen over de volle lengte van de caisson aan en moeten
134