De oeververdediging van Noord-Beveland De grillige vorm van de Noordbevelandse kust met zijn vele dijknollen en inlaagdijken getuigt van de strijd die in het verleden is gevoerd om dit eiland te behouden. Vóór 1800 waren de oeverwerken langs de kustlijn van weinig betekenis. Door de inscharing van de geulen, die vaak met oevervallen gepaard ging, werd men echter gedwongen om de onderzeese oever vast te leggen. Pas na 1830 werd dit werk op min of meer systematische wijze ter hand genomen. Op een aantal plaatsen langs de kust werd een verdediging aangebracht in de vorm van een onderwaterkrib die ten doel had de stroom uit de oever te houden. In de loop der jaren werden deze 'vaste punten' steeds zwaarder verdedigd en werd de bezinking aan weerszijden verder uitgebreid, zodat op sommige plaatsen een aaneen gesloten oeververdediging ontstond. Binnendijks werden tussen deze 'vaste punten' inlaag- dijken aangelegd om - mocht er een oeverval optreden het gevaar en de schade van een inundatie te beperken. Dit systeem van oeververdediging heeft zich met wisselend succes tot op de huidige dag gehandhaafd. Door het verdwijnen van het voorland werd de golfaanval op de dijken tijdens storm vloed zwaarder, zodat men ook gedwongen werd om meer aandacht aan de verdediging van de dijken zelf te gaan besteden. Op de buitentaluds zijn in de loop der jaren veel verschillende soorten bekledingen aangebracht, en op de huidige dijken kan men dan ook vrijwel alle typen glooiingen aantreffen, van klassiek tot modern. Tijdens de stormvloed van 1 februari 1953 werd een groot aantal polders, voornamelijk langs de Zandkreek, met een totale oppervlakte van meer dan 2000 ha geïnundeerd. Aan de noordzijde van het eiland bleef de inundatie beperkt tot enkele inlagen, en kwam een gedeelte van de Onrustpolder dras te staan. Na de afsluiting van de Zandkreek in 1960 en het Veersche Gat in 1961 heeft Noord- Beveland nog ongeveer 25 km zeedijk overgehouden. Sinds 1880 werden aan de noordelijke oever ca. 120 oever- en dijkvallen geregistreerd; hieruit blijkt wel dat deze oever een van de meest bedreigde van Zeeland is. Grond- mechanisch onderzoek heeft uitgewezen dat hier op vele plaatsen in de ondergrond losgepakte zandlagen aanwezig zijn. Het is bekend dat in deze losgepakte zandlagen zettingsvloeiingen kunnen optreden. Alle opgetreden oevervallen doen dan ook sterk aan het verschijnsel van zettingsvloeiing denken. Een kleine evenwichtsverstoring, b.v. 137

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 27