werden bereikt, is beschreven in Driemaandelijks Bericht nr. 9 (augustus 1959). Uit de proevenseries werd heel wat lering getrokken: zo kwam men onder meer te weten dat het regelmatig uitvloeien van het asfalt niet goed verloopt bij een spleetvormige uitstroom opening over de volle breedte van de verdeelmond. Het uitstromende asfalt heeft dan namelijk zo'n kleine snelheid dat het te vroeg stolt. Als de verdeelmond niet helemaal horizontaal ligt, bleek er bij stagnatie van de asfaltaanvoer water naar binnen te dringen door de hoogstgelegen uitstroomopening. Die openingen moeten dus afsluitbaar worden gemaakt. De mastiek moet vlak boven de bodem uit de mond vloeien. Een scharnierende verbinding van de pijp met het schip heeft grote nadelen-, de pijp moet namelijk, wil men verstoppingen voorkomen, wel eens helemaal leeglopen, en daartoe in schuine stand boven water worden gebracht. Dat kan alleen met een betrekkelijk korte pijp, die maar op geringe diepte asfalt kan aanbrengen. Op basis van de ervaringen werd vervolgens een stortapparaat ontwikkeld dat wij nu wat nader zullen beschrijven. De toevoerpijp en de verdeelmond zijn weer dubbelwandig en geïsoleerd uitgevoerd. De toevoerpijp heeft een binnendiameter van 72 cm. In de verdeelbuis, die 5 m breed werd gemaakt, zijn acht pijpvormige uitstroomopeningen aan gebracht, ieder 50 cm lang. Vier aan vier kunnen zij door twee schuiven worden af gesloten. De uitstroomopening en het onderste deel van de verdeelmond kunnen met een gesloten olieverwarming worden verwarmd. In de uitstroomopeningen zijn thermo koppels aangebracht die de temperatuur regelen en melden naar het bedieningspaneel van de installatie. Uit deze meldingen kan men op het schip opmaken of er een uit stroomopening verstopt is geraakt. Drukdozen in de verdeelbuis zorgen ervoor dat de man op het schip tijdig geinformeerd is over de stand van de asfaltmastiek in de toevoer pijp. Op die manier kan worden voorkomen dat de stand van de mastiek onverhoeds zou dalen tot een peil waarbij de waterdruk groter is dan de druk van de mastiek, zodat water in de verdeelmond zou binnendringen. De hele stortapparatuur is ditmaal op gehangen in een bok aan boord van de 'Dorus Heijmans'. Met een lier kan de mastiek- spreider op en neer worden bewogen. Een hoogtecompensator zorgt ervoor, in samen werking met een bodemtaster, dat de verdeelmond zich steeds vlak boven de bodem bevindt. In de toevoerpijp zijn over een grote lengte telkens om de twee meter vul openingen gemaakt, zodat bij elke werkdiepte gevuld kan worden. De afmetingen van de gehele apparatuur zijn zodanig gekozen dat bij een asfaltoverdruk van 0,4 atmosfeer continu kan worden gewerkt, en per uur 120 tot 240 ton asfalt verwerkt. De verdeelmond bevat acht uitstroomopeningen van 50 cm lengte en een voor het uitvloeien van asfalt minimaal noodzakelijke binnendiameter van 11 cm. Uit deze opening komt de mastiek te voorschijn met een snelheid van ruim 20 cm per seconde, voldoende om nog op de bodem samen te vloeien tot één laag van nagenoeg egale dikte. De asfaltfabriek op de 'Dorus Heijmans' heeft een capaciteit van 30 ton per uur; zij kan de stortapparatuur dus niet ononderbroken voeden. Bij een proef werd per m2 van de bodem ongeveer 200 kg asfalt gebruikt. Bij een baanbreedte van 5 m werd de installatie daarom elke twee minuten over een afstand van 1 m verhaald. De verhaal- snelheid bedroeg ongeveer 1 m per minuut. Om voldoende druk in de toevoerpijp te handhaven en de uitvloeisnelheid op peil te houden, werden de schuiven voor de uit stroomopeningen gedurende het verhalen maximaal 30 seconden geopend. De stortapparatuur is in de praktijk voor het eerst gebruikt voor het leggen van een bodembescherming bij de dambouw in de Grevelingen. Zij heeft daar in het algemeen goed voldaan. Een verslag van de bevindingen is te vinden in het Driemaandelijks Bericht nr. 40 (mei 1967), blz. 506 en volgende. De gekozen afmetingen bleken goed te voldoen. De drukdozen en thermokoppels werkten 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 38