zal de productie- en verwerkingscapaciteit van het schip boven de 200 ton per uur moeten liggen. Op die manier is een ononderbroken aanvoer van het stortmateriaal verzekerd. Het schip kan dan, al varende, bij een aanvaardbaar niveau van asfaltmastiek in de toevoerpijp en met de minimaal toelaatbare diameter der uitstroomopeningen mastiek met een verwerkingsviscositeit tussen ruime grenzen continu doen uitvloeien tot een aan eengesloten mat. Daarbij komt de eis dat het schip stabiel genoeg moet liggen om onder normale werkomstandigheden - golven tot een halve meter hoogte bij een periode van minder dan 4 seconden, stroomsnelheden tot 2 m per seconde voldoende nauwkeurig asfalt te leggen. Het zal uitgerust moeten zijn met een centraal bediend lierensysteem, zodat het nauwkeurig met een voorgeschreven snelheid in een voorgeschreven baan kan worden voortbewogen. Het dient tenslotte uitgerust te zijn met een zodanige meet apparatuur dat het gehele bereidings- en verwerkingsproces voortdurend gecontroleerd en zo nodig bijgestuurd kan worden. Van het schip in aanbouw worden in het onderstaande de belangrijkste technische gegevens vermeld. De lengte van het schip tussen de eindschotten bedraagt 69,60 m, de breedte op de spanten 14,20 m en over de berghouten 14,55 m. De holte in de zijden is 4,25 m. Het schip heeft een gemiddelde werkdiepgang van 3 m. Een model ervan is in het Nationaal Scheepsbouwkundig Proefstation te Wageningen beproefd. Bij golven tot 1 m hoogte bij een periode van 5 seconden blijkt het aan weinig beweging onderhevig. De ankerkrachten bij stroom op de kop van 3 m/sec. zijn ongeveer 12 ton. In het casco zijn tanks ingebouwd voor ballast, zoet water en brandstof. Onderdeks bevinden zich de machinekamer, een ruimte voor de opslag van bitumen en een voor de elektrische installatie, een verwarmingsruimte, enkele magazijnen, een compressorruimte en verblijven. Bovendeks zijn verblijven, de productie-installatie, de stortapparatuur en de vulstofopslag opgesteld. Het centrale bedieningshuis bevindt zich bovenop de vulstof silo. De productie-installatie bestaat uit een asfaltdroog- en menginstallatie met een capaciteit van maximaal 250 ton per uur. De installatie heeft een chargemenger van 5 ton inhoud die geschikt is voor het bereiden van asfaltmastiek, zandasfalt en beton. Onder de menger is een roerketel geplaatst waarin een buffervoorraad asfaltmastiek van 20 ton kan worden opgeslagen en op temperatuur gehouden en waarin tevens een zekere homogenisering naar temperatuur en mengselsamenstelling bereikt wordt. De roerketel is geplaatst op drukdozen die het gewicht ervan en dus van de asfaltmastiek 150

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 40