In de zeegaten handhaaft zich daardoor een dynamisch evenwicht in de sediment
beweging, dat zich manifesteert in de nagenoeg constante verhouding van profiel
oppervlak (in m2) en getijvolume (in m3). Zie ook Driemaandelijks Bericht nr. 40 (mei 1967).
Het dynamisch evenwicht geldt slechts voor de doorstroomoppervlakte als geheel. In het
zelfde profiel kunnen gelijktijdig erosie en sedimentatie voorkomen. Het verschil tussen
de vloed- en ebstromen veroorzaakt bovendien met de tijd veranderende verdelingen
van de afvoeren over de geulprofielen. Daardoor verschillen de sedimentverplaatsingen
tijdens vloed en eb binnen het zeegat en zelfs aan weerszijden van de geulen zelf. Terwijl
bijvoorbeeld de ebstroom één zijde van de geul erodeert, kan door de vloed aan de
andere zijde van de geul sedimentatie worden veroorzaakt. De geul verlegt dan in de
loop van de tijd zijn profiel, terwijl de sedimentbalans van het profiel toch steeds in
evenwicht is gebleven.
De bodemgesteldheid in de zeearmen wordt gekenmerkt door de verplaatsingen van
geulen onder invloed van de ongelijke invloed van de vloed- en ebstromen op de sedi
mentbeweging. In gebieden waar de bodemsedimenten veel slib bevatten wordt ten ge
volge van de geulerosie ook veel slib in suspensie opgenomen en in sedimentatiegebieden
weer afgezet.
De verhoogde slibgehalten van het water die in deze gebieden voorkomen, zijn groten
deels door de voortdurende geulbeweging te verklaren. Terwijl de slibgehalten in het
Brouwershavensche Gat en de Oosterschelde, die stabieler zijn, meestal niet boven 100 mg/1
komen, en de bovenrivieren water met gemiddeld minder dan 70 mg/I slib aanvoeren, is
het slibgehalte in de mond van de Westerschelde gemiddeld 200 mg/1 en in het Haring
vliet 200 a 300 mg I. De slibgehalten van de bodem zijn in de laatstgenoemde zeearmen
dan ook aanzienlijk groter dan in de twee eerstgenoemde.
De ongelijke invloed van eb en vloed blijkt ook uit de samenstelling van de bodem, die
in het Haringvliet grotendeels uit zogenaamde spekkoeklagen bestaat, opgebouwd uit
afwisselende laagjes van zand en slib.
118