t echolood en de radioplaatsbepalingssystemen verrichten hun metingen langs elek- -nische weg; de optische instrumenten en horloges moeten door waarnemers worden gelezen. tomatisering van de opneming houdt in, dat de tijdens de opneming verkregen meet- gevens langs automatische weg in een voor de computer geschikte vorm worden vast- legd op een ponsband. boordapparatuur moet hiertoe worden uitgebreid en aangepast. Aan de hand van de uur, waarop de algemene opzet in principe staat weergegeven, zal dit worden toege- ht. De meetsignalen van de elektronische meetapparaten, het echolood en het radio- aatsbepalingssysteem worden doorgegeven naar een afzonderlijke 'digitale eenheid' or elk apparaat, en daar omgezet in een bepaalde getalcode, of, zoals men zegt, rdigitaliseerd. r wille van de computer is de code gebaseerd op het tweetallig stelsel. Elk gedigita- eerd signaal wordt bewaard in een elektronisch geheugen, dat zich in de betrokken gitale eenheid bevindt, tot het volgende meetsignaal komt; bij het echolood duurt dat igeveer 1/10 sekonde; bij continue signalen zoals decca en hi-fix die uitzenden, wordt ke verandering van de meetwaarde als een nieuw gegeven beschouwd. Tussen de gitale eenheden en de ponser, die de ponsband vervaardigt, bevindt zich de 'survey gger'. Dit apparaat selecteert en regelt de stroom van meetgegevens uit de digitale nheden volgens een vooraf opgesteld en ingebouwd programma. elk gegeven dat het doorstuurt voegt het een herkenningsteken in ter identificatie )or de computer. De survey logger voegt bovendien gegevens in als tijd, de administra- - en serienummers in gedigitaliseerde vorm en voorziet ook die van bijbehorende iden- icatietekens. Tenslotte voegt de logger waar nodig een 'parity bit' in. n korte toelichting op enkele punten lijkt hier op zijn plaats. Dt ponsprogramma van de meetgegevens luidt als volgt: voor plaats en tijd wordt door ■cca of hi-fix 1 x per 5 sec. een gegeven geleverd. De radiolog meldt zich 1 x per 10 m 5 m. Door optische plaatsbepaling wordt één serienummer per waarneming verkregen, e diepte wordt 2 x per sec. geregistreerd. Hiermede zijn dus de tussenpozen bepaald warmee de logger de in de geheugens van de digitale eenheden tijdelijk neergelegde eetwaarden telkens opvraagt. De logger voorziet elk meetresultaat van een letter ter •rkenning door de computer: a, b of ac of bc voor decca of hi-fixwaarden, d voor de epte, h voor de tijd, I voor de afstand, m voor het serienummer. Elke lodingsraai wordt de ponsband geopend en afgesloten met door de logger aangebrachte administra te gegevens. Deze gegevens bevatten in code naast de datum en de begin- en eind- d informatie over de dienst, het lodingsblad, de gebruikte plaatsbepalingsmethode, zovoort. Deze bevat onder meer noodzakelijke informatie voor het computerprogram- :s en sluit bovendien verwisseling van ponsbanden uit. Het serienummer is een hulp- ddel om optisch verkregen meetresultaten op de ponsband vast te leggen. Bij de mputerverwerking worden deze serienummers vervangen door de optisch verkregen ■etresultaten. ponsband bevat acht kanalen; vier daarvan zijn gereserveerd voor meetwaarden, :e voor een herkenningsteken en één voor de parity bit. Elke letter, elk cijfer of teken rdt voorgesteld door een combinatie van gaatjes in 1 of meerdere kanalen. De orga- atie van de computer eist dat het aantal gaatjes per cijfer, letter of teken even is. nodig wordt hiertoe door de survey logger in het daarvoor bestemde kanaal via bladzijde 186 vindt men een tweetal voorbeelden waaruit de samenstelling van de gevens op een ponsband blijkt. 183

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 17