onnen op verschillende diepte. Om de 60 m werden bronnen geplaatst op een diepte m N.A.P. 32 m, terwijl tussen elk paar van deze bronnen nog drie bronnen op een epte van N.A.P. 18 m werden geplaatst. e onderlinge afstanden h.o.h. bedroegen dus 15 m; alle bronnen waren geplaatst in outen filters met een inwendige diameter van 22 cm. e diepe pompen hadden een capaciteit van 60 m3/h; de ondiepe van 20 m3/h. De aan- rijving geschiedde met elektromotoren van 5 pk en 4 pk. e elektrische stroom werd betrokken van het net van Goeree-Overflakkee. Onder een canning van 12 000 Volt werd de stroom naar een aantal op de dijk geplaatste trans- pspuitend water tegen de damwand op een punt waar geen tetraëders geplaatst waren. In het opspuitend ater is de vorm van de damwand te zien erwaaiend water. De koppen van de tetraëders zijn net boven de damwand te zien 191

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 25