Schematische voorstelling van de werking van de
drijftang
verdikte uiteinde van de zool vast. De vergrendeling, die bestaat uit een staaldraad achte
de rail, is dubbel uitgevoerd, zodat de tang op de bodem op twee manieren kan worde
ontgrendeld.
Op twee plaatsen zijn aangrijpingspunten voor de anker- of bevestigingsdraden aange
bracht.
De stijfheid van de stalen constructie garandeert een zeer gelijkmatige verdeling van d
trekkrachten op het stuk over het gehele doek waaruit de zool bestaat. De buize i
drijven, en fungeren als trekelement zowel wanneer het stuk van de zate wordt gesleept
als bij het varen naar de zinkplaats.
Omdat de zinkstukken niet alleen in zijdelingse richting maar ook in de langsrichtin
nauwkeurig moeten sluiten, dient de uitlegapparatuur zodanig te worden uitgerust dct
ook een nauwkeurige ligging van de kop van het stuk verzekerd kan worden. Daartoe
de elektronische plaatsbepalingsapparatuur uitgebreid met een tweede detector die aa i
een eveneens horizontale arm is bevestigd, die loodrecht op de eerste staat. Bovendiei
is aan de zinkbalk of zinkbuis een pneumatisch bediende verhaalapparatuur gemor-
teerd, waarmee het mogelijk is de aan de kop van het stuk bevestigde ankerdraden naar
behoefte te verkorten of te verlengen tot vlak voordat de voorkant van het stuk op de
bodem aanlandt.
Proefzinken
Om na te gaan of de werkwijze en de daarvoor ontworpen apparatuur aan de ve -
wachtingen voldeden, zijn op de drempel van het sluitgat in de zuidelijke stroomgei I
van het Brouwershavensche Gat bij wijze van proef een viertal stukken gezonken. Drie
van deze stukken waren uitgevoerd met een 'sandwichzool', waarin dus afwisselend
lagen van verschillend materiaal waren verwerkt, en één stuk met een enkelvoudigs
zool van het kokosmattype waarin Z-filterdoek was verwerkt.
De stukken zijn gezonken op diepten tot N.A.P. - 24 m.
Bij deze proef is nog niet gewerkt met vaste punten, maar met aangepaste ankers. Aai
de wijze van verankering bleken wel enige bezwaren te kleven. Een nadere beschouwing
zal nodig zijn om te bepalen of bij de definitieve uitvoering het plaatsen van vaste
punten wellicht de voorkeur verdient.
200