Het stuk wordt bestort. Op de voorgrond de bak die dient voor het in de goede richting houden van het stu
De proeven vonden plaats in de winter, een voor dit werk bijzonder ongunstig jaarge
tijde; reeds gereedgekomen stukken moesten door weersomstandigheden tot 4 wekei
lang in het water drijvende wachten om gezonken te worden. Ondanks hun geringe op
drijving (minder dan 15 kg m2), of misschien wel juist daardoor, werd van deze wachttijd
waarbij vaak stormen optraden, geen nadeel ondervonden. Beide soorten filterzoo
doorstonden de stormen even goed.
De constructie van de stukken maakt het noodzakelijk dat ze op een langshelling wor
den vervaardigd. In de werkhoven 'den Osse' was echter alleen maar een dwarshellinc
aanwezig met een rollenbaan die passend was voor de dwarswiepen van een klassiei
stuk. Door het aanbrengen van trapvormig naar beneden aflopende eiken latten were
een langshelling geïmproviseerd; hinderlijke oneffenheden werden overbrugd zodat he
stuk ongehinderd naar beneden kon worden getrokken. De zate was namelijk niet breec
genoeg om de hele lengte van het stuk in één keer te maken. Wanneer 20 a 25 m var
het stuk was gereedgekomen, moest dat van de zate getrokken worden om ruimte t<
scheppen voor de verdere delen van het stuk. De hiertoe benodigde kracht, die bleek t
schommelen tussen 6 en 10 ton, werd geleverd door een lierponton of een sleepboot.
Bij het maken van de stukken is gebleken dat de ten opzichte van een sandwichzoo
hogere materiaalkosten van een enkelvoudige zool meer dan goedgemaakt worden doo
de veel eenvoudiger bewerking en de daardoor verkorte arbeidstijd. Daar een sandwich
zool bovendien gevoeliger is voor mechanische beschadiging, meer kans geeft op foutei
bij de vervaardiging en ook eerder zal dichtslibben, wordt aan de enkelvoudige zoc
de voorkeur gegeven.
Hoewel het varen met deze slappe stukken, die soms 3| maal zo lang zijn als breed-
de nodige zorgvuldigheid vereist, bleek dit toch geen bijzondere moeilijkheden op t<
leveren, noch bij het uit- en invaren van havens, noch bij het in positie brengen tussei
de werkpontons. Bij het varen werd het stuk met de drijftang aan het staarteinde tegei
een hulpbak gesjord. De draden tussen drijftang en hulpbak, die tijdens het varei
tijdelijk waren ingekort, hadden een lengte gelijk aan lg x de diepte waarop gezonker
moest worden.
Op de zinkplaats werden vooraf twee werkpontons in positie voor anker gelegd.
De ponton aan het kopeinde van het stuk was voorzien van lieren om de zinkbalk ver
ticaal te kunnen bewegen. Tevens was de ponton uitgerust met een compressorinstallatie
202