Ontwikkeling van het geulenstelsel rond de kop
van het werkeiland
len van de Waddenzee zich in een dyna
misch evenwicht. De ebstroom vervoert
weliswaar zand- en slibdeeltjes zee
waarts, maar de vloedstroom brengt ze
weer terug. Kleine verschillen tussen ma
teriaaltransporten bij eb en vloed hebben
na verloop van tijd wijzigingen tot gevolg
van de bodem van de geulen en de aan
grenzende zandplaten. Hierdoor veran
dert langzamerhand de waterbeweging
ook zonder dat daarvoor duidelijk aan
wijsbare invloeden van buitenaf bestaan,
zoals het ingrijpen van de mens. Het is
bijzonder moeilijk om in dit gehele ge
beuren in de Waddenzee wetmatigheden
te vinden of de oorzaken van wijzigingen
op te sporen, omdat over dit uitgestrekte
gebied nog zo weinig exacte gegevens
beschikbaar zijn.
Een heel interessant voorbeeld van de
veranderingen die van nature in een
geulenstelsel kunnen optreden, vormt het
gebied waar de beide hoofdgeulen van
de Lauwerszee, het Vaarwater naar Oost-
mahorn en het Nieuwe Robbengat samen
komen met het Oort. Uit oude kaarten
kan worden afgeleid dat de westelijke
oever van de genoemde geulen, de
Hoek van de Bant, voortdurend naar het
oosten opdringt. Dit opdringen kan zelfs
zo ver gaan, dat het Vaarwater naar
Oostmahorn naar net oosten wordt weg-
209