I ng deze stroom verder uit zijn oor-
s jronkelijke baan wordt gedreven.
e hogere stroomsnelheden rondom zulke
erken brengen een verstoring teweeg
i het daarvoor opgetreden dynamische
(venwicht van materiaaltransport.
I e sterkere stromen nemen bodemdeel- Ontwikkeling van de geulen ter plaatse van het
i es mee en laten deze elders weer tot
I ezinking komen. De daarop volgende
f roming in tegenovergestelde richting
oet hetzelfde, zonder evenwel nieuw bo-
emmateriaal naar de aldus ontstane
ardieping aan te voeren. Zo ontstaat
I ingzamerhand een nieuwe evenwichts-
t )estand, waarbij de eb- en vloedstromen