Dntwikkeling van de geulen ter plaatse van het
luitgat
(en zo ruime geul uitschuren dat de daar-
i optredende stroomsnelheden weer be-
r eden de grens komen waarbij nog grote
I oeveelheden materiaal worden meege-
s-eurd. De geul rondom de westzijde van
iet werkeiland vormde een typisch voor
beeld van zo'n verdieping. De uiterst
estelijke punt van de Ballastplaat waar-
cp het werkeiland van de Lauwerszee-
v erken is gebouwd, was van een labiele
hodemopbouw. Gedurende vrij korte pe-
r oden van het getij traden hier uitermate
f lie dwarsstromen op tussen het Oort en
bet Nieuwe Robbengat. Deze stromen
auden zonder twijfel de landtong allang
hebben opgeruimd, wanneer hij niet
s eeds weer opnieuw in andere fasen
van het getij door materiaaltransporten
i de lengte van de beide geulen was
c ingevuld.
'i evenwicht werd ruw verstoord door
ds bouw van het werkeiland. De over-
t,ak van water ter plaatse van het werk-
e iand, een vrij langzame stroom van ca.
0 30 m/sec, moest nu geheel om de wes-
t iijke kop van het werkeiland worden
g leid. Uit modelonderzoek was al ge-
b eken dat de stroomsnelheden plaatse-
li k zouden kunnen oplopen. De in de
v\ irkelijkheid optredende stroomsnelhe-
d n bleken nog iets groter te zijn dan
g raamd. Bij eb werden snelheden van
ongeveer 0,70 m/sec en bij vloed van
1,20 m/sec gemeten. De westelijke kop
van het werkeiland was in het ontwerp
geheel afgerond, omdat het niet zeker
was in hoeverre de stroom hier zou bij
draaien en waar hij dientengevolge de
kop zou raken.
De uitgeschuurde grond werd over een
betrekkelijk kleine afstand vervoerd, zo
dat aanvankelijk alleen een gat ontstond
op de plaats waar de stroomsnelheid het
grootst was. Langzamerhand breidde de
verdieping zich vervolgens naar de zij
kanten uit; in de verdieping zet zich geen
nieuw zand meer af, maar daarbuiten
wordt het materiaal steeds verder van de
nieuw ontstane geul vervoerd totdat het
tenslotte geheel buiten het bereik van de
stroom is gekomen. Door het vrij grote
verschil in transporterend vermogen van
de stroom aan de westkop werd net zo
lang materiaal naar het Nieuwe Robben-
gat gevoerd tot een vrij brede en diepe
geul was ontstaan die in open verbin
ding stond met het Robbengat. Daarna
trok deze geul hoe langer hoe verder
naar het noordwesten en ontstond het
gevaar, dat het Nieuwe Robbengat een
nieuwe uitmonding naar het Oort zou
vormen vlak langs het werkeiland. Inmid
dels was de oude uitmonding naar het
Vaarwater naar Oostmahorn volslagen
door een zandbank afgesloten.
De ongewenste ontwikkeling van een
geul dwars door het tracé van de af
sluitdijk kon worden voorkomen door het
leggen van een aantal kleine zinkstukken
met een totale lengte van 265 m in het
verlengde van de as van het werkeiland,
hetgeen het doorschuren van de geul naar
het Oort voorkwam. Uit deze gang van za
ken is wel gebleken, dat het goed moge
lijk is een eiland te bouwen op een sterk
aan veranderingen onderhevige zandbo
dem, mits de wijzigingen in de zeebodem
in de onmiddellijke omgeving van dit
eiland door voortdurend peilen nauw
lettend worden gevolgd en er steeds door
het aanbrengen van bezinkingen voor
213