eltagebïed. Monsters van de grondboringen worden onderzocht in het laboratorium Hellevoetsluis. 'e meetdiensten in het Deltagebied hebben elk ruim 100 personeelsleden, onder leiding an een hoofdingenieur. oor de uitvoering van peilingen en metingen worden als regel rijksvaartuigen gebruikt, e meetdiensten beschikken elk over een aantal vaartuigen van het type motorvlet, Isook over enkele boten voor meer speciale doeleinden: een kotter voor de uitvoering an metingen en lodingen buiten de kust, een aluminium peiIvlet voor gebruik in ondiep ater, een pontonniersvlet voor peilingen in de brandingszones, en enkele roeiboten oor het transport van personeel en materieel naar platen en slikken. Het totale vaar- igenpark bestaat uit 22 motorvaartuigen van uiteenlopende grootte, oor het peilen is ruim de helft van de motorvaartuigen uitgerust met een registrerend cholood in semi-permanente opstelling. Nagenoeg alle zijn voorzien van davits en leren. Met een davit kunnen meetinstrumenten buiten boord worden gebracht, terwijl en lier ervoor zorgt dat de instrumenten op elke gewenste meetdiepte tussen water- ppervlak en bodem kunnen worden gehangen. Slechts op een paar vaartuigen zijn vaste avitopstellingen met elektrische lierbediening aanwezig; op de meeste schepen moet e lier met de hand worden bediend. Aangezien niet alle schepen even groot zijn en 'en goed uitgerust, wordt bij een meting aan elk schip een taak toegewezen in over- enstemming met zijn accomodatie, aantal davits en zeewaardigheid. Meestal slagen e meetdiensten erin de hun opgedragen metingen uit te voeren met hun eigen materieel, enkele gevallen wordt bij een zusterdienst om assistentie met vaartuigen, personeel i instrumenten aangeklopt, en ook worden er wel vaartuigen bijgehuurd. Grote metin- 1 en vereisen de aanwezigheid van een verbindingsvaartuig; bij meting in een uitgestrekt 'bied zijn zelfs twee of drie verbindingsvaartuigen gewenst, voor de meetleider en oor het beschikbaar houden van reserve instrumenten. Voor het transport van perso neel en meetinstrumenten beschikt elke meetdienst over een paar auto's. n meetvaartuig kan men omschrijven als een veelzijdige, mobiele meetopstelling, laar de beweeglijkheid van het vaartuig is in zekere zin ook een nadeel: ze beperkt e werkbaarheid. Met name de golfbeweging, de scheepvaart en de temperatuur stellen renzen aan de werkbaarheid met vaartuigen voor het peilen en meten, e golven mogen bij een snelheidsmeting niet hoger zijn dan 30 cm, en bij een loding ;et hoger dan 50 cm. Niet de veiligheid van het meetvaartuig, maar de nauwkeurigheid an de peiling of meting staat hier op het spel. Op druk vaarwater kan alleen worden ewerkt na het treffen van een aantal veiligheidsmaatregelen, zoals het verankeren er schepen op kettingen, waardoor ze in noodgevallen snel kunnen uitwijken. Ook dient en waarschuwing aan de scheepvaart uit te gaan. Metingen op drukke vaarwaters orden dan ook meestal uitgevoerd tijdens het weekeinde, aangezien het scheepvaart- ?rkeer dan aanzienlijk minder druk is. Wanneer de temperatuur daalt tot bij het vries- 'unt, kunnen er geen lodingen of metingen meer worden uitgevoerd, daar de gevoelig- •eid der meetinstrumenten daarvan te lijden heeft. Bovendien worden de dekken der hepen door ijsafzetting levensgevaarlijk. ij lodingen is men niet afhankelijk van de duur van het getij, zodat men de werk- sriode zelf kan kiezen; maar aangezien metingen bij voorkeur gedurende een heel getij orden voortgezet, worden van het personeel lange werktijden en veel inspanning ge- aagd, zeker als men bedenkt dat er veelal een grote afstand ligt tussen haven en ïeetgebied, niet zelden twee uur varens. Werktijden van 15 a 17 uur zijn regel, en der halve kan men zelfs bij aanhoudend gunstige weersomstandigheden per week niet meer an twee of drie metingen van enige omvang uitvoeren. 173

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 7