Gestrekt zinken De verschillende typen bodembescherming die in het Deltagebied worden toegepa:-t kunnen in twee hoofdgroepen worden verdeeld al naar ze wel en niet waterdoorlaten I zijn; niet waterdoorlatende bodembeschermingen, zoals asfaltmastiek, zijn ook metee 1 zanddicht, maar bij waterdoorlatende beschermingen spreekt het niet vanzelf dat het erdoor stromende water geen zand meeneemt. Een goed steenfilter zal aan deze eis be antwoorden. In het uit rijshout opgebouwde klassieke zinkstuk komen echter openinge 1 voor die vele malen groter zijn dan de onder het zinkstuk aanwezige zandkorrels. Zodr 1 het door een zinkstuk stromende water in staat is de zandkorrels te doen opwervelen e - mee te voeren, is er sprake van zandverlies en schiet het zinkstuk in zijn bodembe- schermende taak te kort. Bij het beschikbaar komen van zinkstukken van het zogenaamde semi-klassieke type (zi voor de beschrijving daarvan Driemaandelijks Bericht nr. 41, aug. 1967), is in het Wate - loopkundig Laboratorium een onderzoek verricht naar de filtereigenschappen van ever- tueel toepasbare materialen die ook onder ongunstige omstandigheden een voldoend 3 bodemafsluiting zouden bewerken. Het ging er bij deze proeven om, de grens vast te stellen waarbij het bodemzand doe* de beschermingsconstructie heen begint weg te stromen. Al spoedig bleek dat bij grot3 stroomsnelheden en hoge turbulentie, zoals die optreden in sluitgaten, de zanddichtheid van het klassieke zinkstuk inderdaad niet voldoende was. Wanneer de maaswijdte va het filterdoek in het semiklassieke stuk echter kleiner is dan de diameter van de onde - liggende zandkorrels, worden de korrels door het doek vastgehouden en is de cor- structie zanddicht. De plaats van het doek in het zinkstuk is daarbij niet van belang. Nj is het zand in het Deltagebied over het algemeen fijn van korrel. De voor het filterdoe< gekozen maaswijdte varieert dan ook tussen 0,1 mm en 0,05 mm. Het fijne weefsel vai dit doek kan echter door in het water aanwezig slib verstopt raken, waardoor het oo< geen water meer doorlaat, en dat is veelal een bezwaar. Bij toepassing van een filter- doek met grotere maaswijdte neemt de kans op verstopping af, maar tegelijkertijd krijgt het zand de kans om door het meer open doek te verdwijnen. Na enig experimenteren besloot men een kunststofweefsel van grotere dikte, een soort kokosmat, onder gelijke omstandigheden te onderzoeken. In deze kunststofmat kome i tussen de draden weliswaar openingen voor die groter zijn dan de zandkorrels, maa' toch bleek hij onder ongunstige omstandigheden nog voldoende zanddicht te zijn. 198

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 32