Verandering van de horizontale getijbeweging in het noordelijk Deltagebied Als gevolg van het zwakker wordende verticale getij in het noordelijk Deltagebied zullen in het algemeen ook de eb- en vloeddebieten veranderen. Op de Nieuwe Waterweg ver anderen de maximale eb- en vloeddebieten slechts weinig. De maximale ebdebieten zullen enigszins afnemen, hetgeen gunstig kan zijn voor de beperking van de erosie op de Nieuwe Waterweg. De verandering van de eb- en vloeddebieten bij gemiddelde ge tijomstandigheden en normale boven-Rijnafvoer als gevolg van het afsluiten van het Vol kerak zijn het grootst in het Hollandsch Diep, de Dordtsche Kil en de Noord. In het Hol- landsch Diep zullen de maximale stromen met ongeveer 30% afnemen. In het Haringvliet direct ten westen van het Volkerak zullen de maximale ebdebieten met 30 a 40 en de maximale vloeddebieten met ongeveer 50% toenemen. Te Hellevoetsluis is er sprake van een geringe afname van de maximale eb- en vloeddebieten met ongeveer 10%. In de Dordtsche Kil zullen de ebstromen belangrijk afnemen en het maximale vloeddebiet zal ook kleiner worden en zelfs bij voldoend grote opperwaterafvoer geheel verdwijnen, in de Noord zullen de veranderingen belangrijk geringer zijn dan in de Dordtsche Kil. Ook in het tijdstip van optreden van de maximale gemiddelde debieten ten opzichte van de maanculminatie zullen uiteraard veranderingen optreden. Als gevolg van de relatief grote veranderingen in het gemiddelde tijverschil en haven getal in hei Hollandsch Diep, de Kil en de Noord zal de opperwaterverdeling zich na de afsluiting van het Volkerak wijzigen. Een groter gedeelte van het opperwater dan thans zal via het Haringvliet naar zee stromen. Deze vergroting van de opperwaterafvoer van het Haringvliet zal gaan ten koste van de opperwaterafvoer van de Nieuwe Waterweg. Na de afsluiting van het Volkerak zal de Waterweg bij gemiddelde getijomstandigheden en normale opperwaterafvoer 10 a 15% minder opperwater afvoeren dan tot dus ver. Na de afsluiting van het Haringvliet in het voorjaar van 1970 zal men met behulp van de uitwateringssluizen in de mond van het Haringvliet een zo gunstig mogelijke ver deling kunnen verkrijgen van de opperwaterafvoer over het stelsel der benedenrivieren. In de tussenliggende fase zal men echter rekening moeten houden met een situatie die voor de verdeling van het opperwater over de benedenrivieren minder gunstig is dan nu. Daar de Rijnafvoeren voor een groot deel afhankelijk zijn van de klimatologische om standigheden in de winterperiode, en de verdeling van de boven-Rijnafvoer over het jaar een statistisch proces volgt, bestaat de mogelijkheid dat de ongunstiger afvoerverdeling in de loop van het jaar gecompenseerd wordt. De verkleining van het getij op het Haringvliet zal echter reeds een gunstig effect op de stormvloedstanden in dit gebied en in de onmiddellijke omgeving hebben. Invloed op de gemiddelde verticale getijbeweging in het zuidelijk Deltagebied In het zuidelijk Deltagebied zal de verticale getijbeweging in tegenstelling tot het noordelijk gebied als gevolg van de afsluiting van het Volkerak sterker worden. De hoogwaterstanden zullen hoger en de laagwaterstanden lager worden. Deze verande ringen zullen wederom het grootst zijn bij de dam en in zeewaartse richting afnemen. Onmiddellijk ten zuiden van de dam door het Volkerak zal het gemiddelde tijverschil na de afsluiting van het Volkerak van 225 cm toenemen tot 390 cm: een verhoging van 165 cm! In figuur 5 is dit verschijnsel geïllustreerd met behulp van de in het hydraulisch model bepaalde krommen voor gemiddeld getij van het station Hellegat Zuid onmiddel lijk ten zuiden van de dam door het Volkerak voor en na de afsluiting van het Volkerak. Te Stavenisse bedragen de veranderingen in het gemiddelde verticale getij als gevolg 257

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 35