van de afsluiting van het Volkerak daarentegen nog slechts enkele centimeters. Het ver loop van het gemiddelde hoog- en laagwater voor en na de afsluiting van het Volkerak, benevens de verandering van het tijverschil ten gevolge van die afsluiting, is in figuur 6 getekend voor het traject Oosterschelde-Keten—Mastgat-Zijpe. Na de afsluiting van het Hellegat worden de gemiddelde havengetallen in het zuidelijk Deltagebied kleiner, hetgeen impliceert dat in vergelijking met de huidige toestand het gemiddeld hoog- en laagwater vroeger op zullen treden ten opzichte van de maancul- minatie. Ook de verandering van het havengetal wordt in zeewaartse richting geringer. Direct ten zuiden van de dam zal het gemiddeld hoogwater 30 minuten en het gemid deld laagwater 80 minuten vroeger optreden. Te Stavenisse zullen voor en na de af sluiting van het Volkerak vrijwel dezelfde havengetallen gelden. Het verloop van de verandering van het havengetal langs het reeds genoemde traject is aangegeven in figuur 7. De min of meer tegengesteld gerichte verandering van het tijverschil en het havengetal ten noorden en ten zuiden van de dam door het Volkerak zijn er de oorzaak van dat een vrij groot verval over de dam zal komen te staan. Het verloop van het verval bij gemiddelde getijomstandigheden is aangegeven in figuur 2. Uit deze figuur blijkt dat het maximale verval van het Haringvliet naar het Volkerak 180 cm zal worden. Een algemene beschouwing over de optredende veranderingen De oorzaak van de verlagende invloed van de Hellegatdam op de waterstanden in het noordelijk Deltagebied moet gezocht worden in de ongelijke tijverschillen der zeegaten in combinatie met het feit dat het Haringvliet na de afsluiting van het Hellegat buiten de invloedssfeer van de Oosterschelde komt te liggen. Het gemiddelde tijverschil in de mond van de Oosterschelde, te Burghsluis, in het zeegat van Goeree en te Hoek van Holland bedraagt respectievelijk 276, 185 en 158 centimeter (zie figuur 8). Ten gevolge van het relatief grote tijverschil in de Oosterschelde beïnvloedt bij de huidige toestand het getij vanuit het zuidelijk Deltagebied via het Volkerak het getij in het noordelijk Delta gebied. Onder deze invloed wordt de verticale getijbeweging in het noordelijk Delta gebied versterkt. Zodra het Volkerak afgesloten wordt houdt deze penetratie van de zuidelijke getijgolf in het noordelijk Deltagebied op. De getijbeweging in het noordelijk Deltagebied wordt dan alleen beïnvloed door het getij in het Haringvliet en de mond van de Nieuwe Waterweg, waar relatief kleinere tijverschillen voorkomen t.o.v. de Ooster schelde. De verticale getijbeweging in het noordelijk Deltagebied wordt derhalve na de afsluiting van het Volkerak zwakker. Omgekeerd verlaagt bij de bestaande toestand het lagere getij in het Haringvliet het getij in het Volkerak. Het afsluiten van het Volkerak zal dus een versterking van het getij in deze stroom ten gevolge hebben. Dit effect wordt nog versterkt door terugkaatsingsverschijnselen tegen het afgesloten einde van het Volkerak, die zich vooral in het traject Bruinisse-Hellegatdam doen gevoelen. Dit verschijnsel treedt steeds op in getijwateren, die aan één zijde zijn afgesloten. De mate waarin het geschiedt hangt af van de afmetingen van het getijgebied. Bij de bepaling van de veranderingen van horizontale getijbeweging in het noordelijk bekken is gebleken, dat de opperwaterafvoer voor een deel een meer zuidelijke route gaat volgen. Dit vindt hoofdzakelijk zijn oorzaak in het feit dat de getijstromen in Dordt- sche Kil en Hollandsch Diep relatief sterker gaan afnemen dan in de Nieuwe Waterweg. Indien de weerstand die de waterbeweging ondervindt lineair afhankelijk zou zijn van de snelheid, zouden de veranderingen van de getijstromen geen invloed hebben op de verdeling van de opperwaterafvoer. Doordat echter de weerstand kwadratisch afhanke lijk is van de snelheid, is deze invloed nu wel aanwezig met het bovenomschreven gevolg. 258

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 36