odem als van de beide koppen van het in aanbouw zijnde zandlichaam worden mee- esleurd. Naarmate het werk echter vordert, komen de koppen van het werk steeds meer midden p een vrij hoge zandplaat te liggen. De stromingen in de onmiddellijke nabijheid zullen aarbij zonder twijfel nog fel zijn, maar er is een veel minder gemakkelijke toe- en af- oer van water over de zandplaat. Je wrijvingsweerstand van de plaat op de vrij dunne schijf erover heen stromend water 3 in verhouding veel groter dan de bodemwrijving in een vrij diepe geul. Hierdoor blijft ie stroming in de laatste fase van de sluiting verhoudingsgewijs beperkt, zeker wanneer nen let op de totale hoeveelheid water die bij eb en vloed door de laatste opening heen n weer vloeit. Jitvoeringstechnisch biedt het werken van twee kanten ook enige voordelen. Het werk- eizoen ongeveer van april-oktober is beperkt van duur, terwijl het niet mogelijk is de apaciteit bij het spuiten van zand, het transport over het gemaakte werk en de inzet an arbeidskrachten aan het werkfront onbeperkt op te voeren, omdat de ruimte op de lijk nu eenmaal beperkt is. Het werken 'aan twee fronten' biedt de mogelijkheid het in gezette potentieel zo nodig aanzienlijk te versterken, zonder daardoor de regelmatige 'oortgang van het werk in gevaar te brengen. \Aen heeft dan ook besloten de dijk zowel van het werkeiland als van de losplaats aan iet Vierhuizer Gat naar voren te bouwen. Het bezwaar, dat hierdoor vele materialen xtra naar de losplaats moesten worden getransporteerd en dat er arbeidsuren verloren ingen tengevolge van het varen van en naar het werkeiland en de losplaats is hierbij p de koop toe genomen. Deze bezwaren golden overigens alleen voor de tijd, dat er og geen doorgaande verbinding over het nieuwe werk tot stand was gebracht, n de laatste dagen van februari werd begonnen met zandspuiten van de westzijde. Nabij iet eind van het 1500 m lange dijkvak beoosten het werkeiland werd een zanddrijver met ^en drijvende leiding gestationneerd, die het zand rechtstreeks van de zandplaat benoor den dit dijkvak in de nieuwe dijk spoot. Enkele dagen later werd aan de Groninger zijde begonnen met zandpersen. Berekeningen hadden uitgewezen, dat bij de gekozen uit- oeringswijze in elke vloed- en ebperiode zekere hoeveelheden zand door de stroom ouden worden meegesleurd. Dit zand zou zowel van de oorspronkelijke wadbodem, dus iog voor het werk uit, worden afgeschuurd alsook van de geheel uit zand bestaande en onbeschermde koppen van het werk. Naarmate het werk verder zou vorderen, zouden de zandverliezen per getij groter worden, tot een zeker punt, waarbij de koppen van het werk de geulen zouden zijn gepasseerd en zich op de zandplaat zouden bevinden. Ondanks verdere vernauwing zouden volgens de berekeningen de zandverliezen afnemen. Omdat de zandverliezen bij elk tij optreden was het zaak om de gehele blokkering van de dwarsstroom te doen plaatsvinden in een zo klein mogelijk aantal getijden. Om dat te bereiken werd een derde zandzuiger ingezet, en werd de werktijd per week voor het gehele bedrijf opgevoerd; de laatste tien weken werd zelfs dag en nacht doorgewerkt. Om de voortgang in horizontale zin zo groot mogelijk te doen zijn, werd het dijklichaam voorlopig opgebouwd tot een hoogte van ten hoogste ongeveer N.A.P. 2 m. Ook wer den werkmethoden gekozen waarbij de stortverliezen zo gering mogelijk zouden zijn. Tevens is overwogen om in het werk aan de Waddenzeezijde een mijnsteenkade op te nemen, die zover vooruit zou worden gebouwd, dat er geen dwarsstromingen meer over het pas aangevoerde zand zouden kunnen optreden, zodat het zich in de beschutting van deze kade zou kunnen afzetten. De aanleg van een dergelijke kade over het wad bleek echter een vrijwel onuitvoer bare zaak te zijn. De wadbodem was te week en stond te langdurig onder water om de 267

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 45