1 Vorderingen van het dijkvak tussen 8 april en 15
mei 1968
2 Nabij de oostzijde van het werkeiland ontstond een
flinke geul als gevolg van de afsluiting van de
zuidgeul
ak op de Zuidwal gesteld in het jaar voorafgaand aan de definitieve sluiting. In de
;<eschouwing over dit werkplan in het Driemaandelijks Bericht nr. 34 (november 1965)
vordt betoogd dat deze volgorde van werken vooral gekozen is om de stromingen in het
luitgat zo lang mogelijk beperkt te houden. Inmiddels zijn de voordelen van deze keuze
I duidelijk gebleken. De aanleg van de drempel in het sluitgat en het aanbrengen van
itgebreide bezinkingen heeft in de afgelopen jaren zonder veel problemen kunnen
plaatsvinden, ondanks de vrij felle stroom in het sluitgat.
n het bijzonder treedt een felle vloedstroom op rondom de kop van het Groninger land-
oofd, dus aan de oostzijde van het sluitgat. Deze stroom draait met een vrij scherpe
■oog om het Groninger landhoofd en passeert daarna het sluitgat in westelijke richting
aande. De vrij turbulente stroming die hier over enkele honderden meters beneden-
trooms het gevolg van is, heeft de neiging de bodem tot op grote afstand van het sluit
gat los te woelen en te verdiepen.
en gevolge van de afsluiting van het dijkvak op de Zuidwal hebben zich vooral hier,
an de oostzijde van het sluitgat, wijzigingen voorgedaan in het stroombeeld. Reeds in
e eerste zes weken na de sluiting begon zich tengevolge van de versterkte ebstroom een
uidelijke verdieping af te tekenen in de mond van het Nieuwe Robbengat, zoals in de
orige aflevering van deze Berichten al werd voorspeld. Het laat zich aanzien dat de in-
loed van de versterking van de vloedstroom minder groot zal zijn, en dit ligt enigszins
'oor de hand: met name de ebstroom, door de lager waterstanden meer geconcentreerd
n de geulen, blijft langdurig en met vrij grote kracht doorlopen, omdat het water grote
'ertraging ondervindt bij het stromen over de Ballastplaat.
De afsluiting van het dijkvak op de Zuidwal met zijn waterloopkundige gevolgen voor
"•et regiem van de geulen in de nabijheid is een bijzonder leerzaam voorbeeld geweest
van het maken van een zanddijk dwars door een gebied met een sterke eb- en vloed-
troming. Tijdens de uitvoering van dit werk hebben zeer uitvoerige metingen plaats
gevonden, waaruit wellicht met de inmiddels door de Waterloopkundige afdeling van de
Deltadienst ontwikkelde rekenmethoden regels kunnen worden afgeleid die het in vol
gende voorkomende gevallen mogelijk maken nog beter vooraf te bepalen, welke ver
schijnselen zullen optreden en op welke wijze daar tijdens de uitvoering tegen kan wor
den opgetreden.
273