-45-00 -43.09
Schema van de kabeloverspanning van Schouwen (links) naar de Middelplaat
drukwiel gemonteerd, waarmee de greep op de kabel kan worden verstevigd, in het
geval er een slip dreigt. De derde pomp drijft een niet verstelbare hydromotor aan, die
gekoppeld is aan een kabeltrommel met schijfrem. Vanaf deze trommel lopen twee
kabels naar de uiteinden van de hijsbalk, één direct en één via een omloopschijf. Aan de
hijsbalk kunnen met haken zes betonblokken van 2,5 ton worden gehangen.
De gasturbine kan de motorgondel niet alleen voortbewegen, maar ook helpen af
remmen wanneer hij een helling afgaat of een last voert. De turbine kan namelijk niet
alleen 250 pk leveren, maar ook 250 pk opnemen. De dieselmotor van de Grevelingen-
gondel daarentegen kan maar een gering vermogen opnemen, zodat de energie die vrij
komt daar op andere wijze, via vloeistofkoppelingen en Foucault-remmen, moet worden
afgevoerd en omgezet in warmte.
Wanneer de gasturbine werkt, hebben de pompen elk een constant toerental van 1500
omwentelingen per minuut. Met een hydraulisch bediende stuurinrichting kan hun olie
opbrengst worden gevarieerd tussen 0 en de maximale waarde. De hydromotoren van het
rijwerk hebben elk eveneens een hydraulische stuurinrichting die de opbrengst ervan kan
doen variëren tussen 50 en 100%. De stuurdruk wordt geleverd door een stuurpomp, die
eveneens door middel van de tandwielkast wordt aangedreven.
In de ruststand staan de pompen op 0 en hebben ze, terwijl ze 1500 toeren draaien, geen
opbrengst. De hydromotoren staan in de maximumstand. De motorgondel staat stil. De
bedieningsman kan met een handle via een servomotor en een regelbare reduceerklep
de stuurdruk opvoeren. De druk passeert dan eerst een waarde waarbij door middel van
stuurcilinders de remmen die bij elk wielstel aanwezig zijn, worden gelicht. De pompen
staan dan nog steeds in de 0-stand, en de hydromotoren in de maximumstand, zodat de
gondel niet in beweging kan komen ook als hij op een helling staat. Wordt de druk
verder opgevoerd, dan wordt die drempelwaarde overschreden waarbij de pompen wor
den versteld, en olie gaan leveren aan de hydromotoren; de motorgondel komt in be
weging. Bij verder opvoeren van de stuurdruk neemt de opbrengst van de pompen toe,
en daarmee de rijsnelheid; op deze wijze wordt 4 meter per seconde bereikt. Voert men
de stuurdruk dan nog verder op, dan blijft de opbrengst van de pompen constant, maar
neemt die van de hydromotoren af tot 50%; de snelheid van de motorgondel neemt
verder toe, tot hoogstens 7,5 meter per seconde. Staat de motorgondel stil, dan kan de
bedieningsman met een hydraulische stuurschuif de richting bepalen waarin de pompen
versteld worden, en daarmee de rijrichting. De rijrichting wordt dus bepaald met behulp
298