32 000 m3. Het verschil kan worden toegeschreven aan transport door de stroom tijdens het bezinken van het zand, aan erosie van het reeds rond het stortpunt afgezette mate riaal en aan een verschil in pakkingsdichtheid tussen het zand in de bakken en dat van de verondieping. Een langs- en dwarsprofiel over het geklapte zand laten gemiddelde taludhellingen zien van 1 25. Plaatselijk zijn in de stroomrichting, dus evenwijdig aan de dieptelijnen van de geul, steilere hellingen gevonden tot 1 16. In dwarsrichting hierop zijn flauwere hellingen geconstateerd, zelfs wel van 1 40. In het stortpunt en op afstanden van 30 m en 40 m uit dit punt zijn op vijf plaatsen boringen, sonderingen en dichtheidsmetingen uitgevoerd. Deze grondmechanische ver kenningen werden voortgezet tot 8 m onder de bodem, zodat behalve het geklapte zand ook de grondlagen die zich daaronder bevonden in het onderzoek werden betrokken. De gestoken boorkernen werden in het Laboratorium voor Grondmechanica uit de hoor buizen gedrukt en in de lengterichting doorgesneden. Aldus werd een vertikaal boor- profiel van de verschillende grondlagen verkregen. De in het sediment aanwezige ge laagdheid werd hiermee maar weinig verstoord, zodat men kan spreken van 'onge roerde monsters'. Sedimentologisch onderzoek Allereerst werden de gestoken boormonsters nu sedimentologisch onderzocht om na te gaan op welke wijze het geklapte zand zich op de bodem had afgezet. In principe had dit op twee manieren kunnen gebeuren. Het zand dat de onderlossers verlaat, kan zijn samenhang behouden, zodat het als een zware massa omlaag stort en zich in een be perkt gebied over de bodem uitspreidt. In dat geval zal het sediment weinig of geen fijne gelaagdheid vertonen, daar de getijstromen op deze wijze van afzetten slechts geringe invloed hebben doordat bij het bezinken in een grote massa weinig korrel- grootteselectie kan optreden. Het is echter ook denkbaar dat het zand zijn samenhang meteen verliest nadat het de bak heeft verlaten. De zandkorrels zouden individueel bezinken, en door verschil in be- zinkingssnelheid van grote en fijne korrels zou dan een zekere gelaagdheid ontstaan met een verschil in gradering, onder andere tot uitdrukking komend in een verschil in doorlatendheid van de opvolgende zandlaagjes. Bij deze wijze van sedimentatie zouden 303

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 25