Resultaten van het dichtheidsonderzoek van het ge klapte zand en de ondergrond ook de getijstromen meer invloed hebben op de bewegingen van de zandkorrels, zodat ook zij zouden bijdragen tot de vorming van laagjes. Een onderzoek naar de gelaagdheid kon uitsluitsel geven over de vraag op welke van de twee denkbare manieren de sedimentatie heeft plaatsgevonden. Voor het zichtbaar maken van de gelaagdheid werden twee methoden gebruikt, de lakfilm- en de röntgen- methode. Bij de eerste wordt het snijvlak van de zandmonsters uit de boringen bestreken met een lak, die afhankelijk van de doorlatendheid van het zand, er meer of minder diep in binnendringt. Na droging van de lak worden kleine verschillen in doorlatendheid van het zand zichtbaar, doordat het gekitte zand een reliëf vertoont volgens de gelaagdheid in het sediment. De röntgenmethode is gebaseerd op het feit dat röntgenstralen door het zand gedeel telijk worden geabsorbeerd en gedeeltelijk worden doorgelaten. Kleine variaties in korrel grootte en poriënvolume, samenhangend met een gelaagdheid in het zand, zullen op een voor röntgenstralen gevoelige film zichtbaar worden door de verschillen in intensiteit van de doorgelaten straling. Zowel lakprofielen als röntgenfoto's toonden aan, dat in het geklapte zand geen enkele fijnere gelaagdheid aanwezig was. Hieruit moet de conclusie getrokken worden, dat het zand na het verlaten van de onderlossers grotendeels zijn samenhang heeft behouden en als een zware massa omlaag is gestort. Dit is des te opmerkelijker, omdat in het zand van de ondergrond op vele plaatsen wel gelaagdheid geconstateerd is. Ook de vorm van het gebied van de verondiepingen, nagenoeg cirkelvormig rond het stortpunt, wijst er al op dat het zand en masse naar beneden is gevallen. Zouden name lijk de getijstromen een belangrijke invloed op de wijze van afzetten hebben gehad, dan hadden waarschijnlijk de lijnen van gelijke verondieping een meer elipsvormig verloop in de stroomrichting te zien gegeven. Dichtheidsonderzoek In verband met de stabiliteit van de bodem moest voorts een dichtheidsonderzoek wor den uitgevoerd. De dichtheid of wat op hetzelfde neerkomt het poriëngehalte van het geklapte zand werd bepaald door middel van meting van de specifieke elektrische weerstand van de grond en van die van het grondwater. Uit de verhouding van deze beide in het terrein gemeten weerstanden kan met behulp van een in het laboratorium bepaalde ijklijn het poriëngehalte worden vastgesteld. De bedoelde ijklijn werd verkregen uit metingen op 305

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 27