Plattegrond van de drempel en de bezinkingen
Aan deze eisen kan grotendeels worden voldaan bij een breedte van de bodembescher
ming van 100 m aan weerszijden van de as van het sluitgat. Uit later onderzoek bleek dat
het gewenst was nabij de landhoofden een bredere bodembescherming aan te brengen,
om de sterkere aanval te kunnen weerstaan van de wervelstraten die daar ter plaatse
worden opgewekt.
De caissons
Om te kunnen berekenen wat voor waterstanden er aan weerszijden van het sluitgat:
zullen optreden en hoe sterk de stroming zal zijn door de caissons, is het noodzakelijk
de afvoercoëfficiënt van de caisson te kennen. De stroomsnelheid van het water bij ver
schillende waterstanden aan weerszijden van het sluitgat wordt voornamelijk bepaald
door het waterstandsverschil, maar hangt ook af van de vorm van de doorstroomopenin-
gen in de caisson. Hoe beter die de stroom geleiden, hoe groter de afvoer zal zijn. De
invloed van de vorm van de doorstroomopeningen wordt uitgedrukt in de afvoer
coëfficiënt.
Uit het modelonderzoek is gebleken dat vooral de stalen diagonalen die om construc
tieve redenen in de doorstroomopeningen zijn geplaatst een nadelige invloed hebben op
de afvoercoëfficiënt. De stroomgeleiding van de stalen balken waaruit deze diagonalen
zijn samengesteld is slecht vanwege de rechthoekige vorm. Rondt men het profiel ervan
echter af, met halve cirkelvormige buizen, dan wordt de afvoercoëfficiënt met 8% a 10%
vergroot.
De volgorde waarin de caissons zullen moeten worden geplaatst wordt bepaald op
grond van uitvoeringstechnische en waterloopkundige overwegingen. In principe kan men
bij de plaatsing op twee manieren te werk gaan: men kan van de ene zijde van het
sluitgat naar de andere zijde toewerken, zodat de laatste caisson nabij een landhoofd
wordt geplaatst. Men kan ook afwisselend aan de ene en aan de andere zijde een cais
son afzinken; de laatste caisson wordt dan in het midden van het sluitgat geplaatst. Deze
laatste werkwijze verdient uitvoeringstechnisch gezien de voorkeur, daar men dan de
werkzaamheden rond een eenmaal geplaatste caisson, zoals het vullen van de ballastbak
en de naden tussen de caissons, vanaf beide oevers kan verrichten en ze dus over twee
fronten verdelen. Hierdoor ontstaat een evenwichtiger verdeling van de werkzaamheden
309