H (H) 01E 20 D!£ 20 MET SCHUIFSPONNINGEN MET SCHUIFSPONNINGEN GEEN TRALIES AFGEROND 4 TRALIES AFGEROND i y 0.73 075 077 079 0.81 0.83 0.85 AFVOEFCOËFFICIENT Afvoercoëfficiënl van de caissons de laatste caisson ongeveer in het midden van het sluitgat wordt geplaatst. De caissons worden drijvend vanuit een bouwdok aangevoerd en moeten op het moment dat de stroom kentert op de drempel worden afgezonken. Het vermoedelijke krachtenspel op de caisson tijdens het slepen vanuit het bouwdok, bij het op zijn plaats stellen boven de drempel en bij het afzinken wordt berekend aan de hand van proeven in het Waterloop kundig Laboratorium. Doel van dit onderzoek is een werkwijze te vinden waarbij de krachten die moeten worden geleverd bij de verschillende manipulaties met de caissons beperkt blijven en waarbij de risico's zoveel mogelijk worden verminderd. De resultaten van dit onderzoek en de aan de hand daarvan gekozen werkwijze zullen in het volgende nummer van het Driemaandelijks Bericht worden behandeld. De drempel waarop de caissons moeten worden geplaatst wordt opgebouwd in de vorm van een filter waarvan de bovenste laag bestaat uit stortsteen met een stukgewicht tussen de 80 en 300 kg met een gemiddelde afmeting van 40 cm. Deze steen wordt aangebracht met behulp van een steenstorter, waarbij er naar wordt gestreefd de lagen zo vlak moge lijk af te werken. Desondanks ontstaat een betrekkelijk onregelmatig oppervlak waarin hoogteverschillen van 40 tot 60 cm kunnen voorkomen. Wanneer daarop caissons worden geplaatst blijven er plaatselijk spleten open tussen het drempeloppervlak en de vlakke onderzijde van de caissons. Wanneer geen bijzondere voorzieningen worden getroffen, zou na de sluiting van de schuiven der caissons als gevolg van het waterstandsverschil een sterke stroming in deze spleten optreden, de drempelsteen zou er door kunnen wor den meegevoerd, hetgeen ernstige verzakkingen van de caissons tot gevolg zou kunnen hebben. Om dat te voorkomen worden tegen de bodembak van de caisson aanstortingen aangebracht die de spleten afdichten. In het Waterloopkundig Laboratorium is onder zocht hoe zwaar de bestortingen moeten zijn om niet door de stroom te worden wegge drukt, of ze van één of twee zijden moeten worden aangebracht, en welk stukgewicht het materiaal ervan moet hebben. Gebleken is dat vooral het soortelijk gewicht van het materiaal van grote invloed is op de stabiliteit ervan. De stabiliteit is recht evenredig met het soortelijk gewicht van het materiaal verminderd met dat van het water. Besloten is daarom voor de aanstortingen loodslakken te gebruiken, waarvan het soortelijk gewicht ongeveer 3700 kg/m3 bedraagt. 311

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 33