3 ingrijpende veranderingen in landschap en klimaat hadden het levenspatroon van de gersbevolking niet onberoerd gelaten. Met de toendra's was het grote jachtwild, saronder het rendier, verdwenen. De mesolithische jagers moesten zich aan de uit- eiding van de loofbossen aanpassen. Het wild dat in de bossen leefde, bestond slechts kleine diersoorten. De visvangst ging derhalve een steeds belangrijker rol spelen en bevolking werd voor haar bestaan van open water afhankelijk. In deze richting wijst uit 6000 v. Chr. daterende kano, vervaardigd uit een dennestam, die in 1955 in het en van Zuidwest-Drente bij Pesse gevonden is. Tot in het begin van het Atlanticum amen op de hoge gronden van Nederland de zandgronden in het oosten en zuiden g wel watervlakten voor in de vorm van meren en brede rivieren. De toenemende sngroei deed het open water hier echter gaandeweg verdwijnen, i rt na 5000 v. Chr. breekt de mesolitische bewoning van de hoge gronden af. De lager c legen gebieden meer naar het westen hebben echter langer een goede bestaansmoge- I heid geboden. I zoetwatervlakten in de nabijheid van de vindplaats van ons houten beeldje moeten c een bevolking van jagers en vissers wel een grote aantrekkingskracht hebben uitge- 0 end. Onder het water van de Noordzee en de vaak meters dikke kleipakketten van n ordelijk en westelijk Nederland bevinden zich ongetwijfeld vele paleolitische en meso- 1 ische bewoningssporen. Zij kunnen alleen bij toeval gevonden worden. C k de ontdekking van het beeldje van Willemstad is aan een samenloop van toevallige fc toren te danken. De betekenis van deze vondst voor de archeologie is tweeledig. Het b oldje is het eerste tastbare bewijs voor de bewoning van Nederland aan het einde v het Mesolithicum; daarnaast heeft het grote waarde als een van de oudste menselijke a eeldingen van Noordwest-Europa. Welke betekenis het voorwerp voor zijn oorspron- k jke bezitters had, weten wij niet en zullen wij vermoedelijk ook nooit te weten komen. U iet in het veen verloren of daar met opzet gedeponeerd? Het blijven vragen. drage verzorgd door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 285

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 7