een aantal monsters uit de boringen, waaruit dan met behulp van de methode van de
kleinste kwadraten een gemiddelde ijklijn is vastgesteld. Uitgaande van een normale ver
deling kan de standaardafwijking voor deze gemiddelde ijklijn, in poriënprocenten uit
gedrukt, op 0,72% gesteld worden. Met behulp van deze gemiddelde ijklijn zijn alle ter-
reinmetingen omgerekend tot poriëngehaltes, zodat het verloop van het poriëngehalte
met de diepte in 5 punten van het geklapte zand en de ondergrond ervan werd bepaald.
Uitvoerig is op deze wijze van meten en bepalen van het poriëngehalteverloop ingegaan
in het artikel 'Dichtheidsonderzoek van de grond ten behoeve van de Deltawerken' in
nummer 41 (augustus 1967) van het Driemaandelijks Bericht.
In het terrein werd gelijktijdig met de bepaling van de specifieke elektrische weerstand
van de grond de conusweerstand gemeten. Dat is de weerstand, die de conusvormige
punt aan een sondeertang ondervindt wanneer hij in de grond wordt gedrukt. Direct
boven de conus bevond zich ook nog een meetlichaam dat de wrijving langs een klein
deel van het oppervlak van de sondeertang bepaalde. Aldus werd ook het verloop met
de diepte voor de conus- en de plaatselijke wrijvingsweerstand gemeten.
In geen der gemeten grootheden poriëngehalte, conusweerstand en wrijvingsweerstand
-zijn duidelijke overgangen geconstateerd tussen geklapt zand en oorspronkelijke onder
grond. Wel is er verschil in de frequentie van het voorkomen van de bepaalde gemeten
weerstanden en poriëngehaltes. Voor de conusweerstand en de plaatselijke wrijvings
weerstand mag worden aangenomen dat ze onder andere afhankelijk zijn van de boven-
belasting, dus van de diepte waarop ze gemeten zijn. Om deze afhankelijkheid te elimi
neren dienen deze weerstanden gedeeld te worden door de zogenaamde terreinspan
ning, het gewicht van de bovenliggende grondmassa op de diepte van waarnemen. Voor
het geklapte zand en voor de oorspronkelijke ondergrond zijn de frequentieverdelingen
van het poriëngehalte en van het quotiënt van conusweerstand resp. plaatselijke wrij
vingsweerstand en terreinspanning bepaald. Voor alle grootheden wordt in het geklapte
zand een grotere spreiding gevonden dan in de ondergrond. Het geklapte zand blijkt
grote variatie te vertonen in onder meer de poriëngehaltes ondanks het feit dat al het
zand op dezelfde wijze werd aangebracht.
In het voorgaande werden de resultaten van de metingen in het veld besproken. De be
oordeling van de vraag of er sprake was van losgepakt zand vond plaats aan de hand
van de in het laboratorium bepaalde kritieke dichtheid van een aantal monsters uit het
geklapte zand. Voor de onderzochte monsters werd een kritieke dichtheid van 42% a
42,5% gevonden. In het geklapte zand kwamen dus blijkens fig. 4 zowel lossere als vas
tere pakkingen voor dan de kritieke. Bij gebruik van geklapt zand in sluitgaten onder
met deze proef vergelijkbare omstandigheden dient dan ook terdege rekening te worden
gehouden met de hier gebleken mogelijke losse pakking. Gelukkig heeft geklapt zand
doorgaans een grotere doorlatendheid voor de stroming van water door de poriën dan
een uit zand bestaande ondergrond, waarin in het Deltagebied namelijk vaak klei- of
slibrijke laagjes voorkomen. Bij het persen van het zand in de bakken vloeien slib en
fijne zanddeeltjes overboord, terwijl ook bij het klappen nog enig fijner materiaal ver
loren gaat. Hierdoor ontstaat in het geklapte zand een relatief grote doorlatendheid.
Dit is gunstig, omdat wateroverspanningen, veroorzaakt door spanningsveranderingen in
de grond bijvoorbeeld ten gevolge van het plaatsen van een caisson of het optreden van
ontgronding, dan in korte tijd door het afstromen van water kunnen worden opgeheven.
Het gevaar voor stabiliteitsverlies vermindert in zo'n geval snel. Blijkt dan ook in de
ondergrond van een sluitgat losgepakt zand voor te komen, dan kan de doorlatendheid
van de ondergrond veelal verbeterd worden door er zand op te klappen. Voorzichtig
heid blijft echter geboden.
306