Volgens het oorspronkelijke ontwerp zou de bovenste laag van de drempel bestaan uit
stortsteen 20/80 km gepenetreerd met asfalt. Proeven die nadien zijn verricht ter be
paling van de wrijvingscoëfficient tussen caisson en gepenetreerde stortsteen, toonden
aan dat de wrijving tussen caissonbodem en stortsteen als gevolg van de penetratie zo
ernstig werd gereduceerd, dat het gehele caisson-ontwerp zwaarder zou moeten worden
uitgevoerd wilde men bij het zelfde drempeloppervlak toch voldoende garanties hebben
tegen het afschuiven van de caissons. Dit werd niet aanvaardbaar geacht. Door de
drempel in plaats van met stortsteen 20/80 kg af te dekken met bazaltstortsteen 80/300 kg
wist men een voldoende stabiele afdekking van de drempel te verkrijgen voor de laatste
fase van de caissonplaatsing, terwijl niettemin aan de eisen van de filteropbouw werd
voldaan. Een nadeel van deze wijziging is, dat de drempel minder vlak kan worden
afgewerkt dan bij lichtere stortsteen het geval zou zijn geweest.
Teneinde inzicht te krijgen in de vervallen die gedurende en na de sluiting als maat
gevend moeten worden beschouwd is de sluiting van het Volkerak gereproduceerd in het
getijmodel der benedenrivieren en in het elektrische getijmodel 'Deltar'. Een beschouwing
over de frequenties van voorkomen van bepaalde vervallen wordt al spoedig zeer inge
wikkeld doordat de waterbeweging in het Volkerak afhankelijk is zowel van het getij in
de mond van het Haringvliet als in de mond van de Oosterschelde. Hoewel de getijden
in beide mondingsgebieden met elkaar samenhangen op grond van het feit dat ze beide
bepaald worden door het getij op de Noordzee, kunnen meteorologische omstandig
heden de waterbeweging in deze twee gebieden verschillend beïnvloeden. Bij de binnen
waartse voortplanting van het getij kunnen de stromen in de verbindingswateren Volke
rak, Zijpe, Mastgat en Keeten op telkens wisselende wijze worden beïnvloed. Bovendien
zijn de waterstanden in het Haringvliet en is dus de waterbeweging in het Volkerak ook
afhankelijk van de opperwaterafvoer van de Rijn, waarvan het verloop gedurende de
sluitingsperiode slechts kort van te voren kan worden voorspeld.
De vorm die de bodembescherming moet hebben is vastgesteld op grond van proeven
in het Waterloopkundig Laboratorium. Bij deze proeven is er naar gestreefd de ontgron
dingen die buiten de bezinkvelden ontstaan zo regelmatig mogelijk te doen zijn; grote
plaatselijke verdiepingen dienen te worden vermeden. Tevens werd de eis gesteld dat
de rand van de bezinking niet mocht worden onderspoeld.
308