De werken van het Deltaplan sn Mesolithisch houten beeldje uit het VoSkerak p 21 april 1966 vonden twee grondwerkers, de heren M. ten Hove en A. Roelants, bij de jnleg van het bouwdok voor de doorlaatcaissons in het Volkerak naast het schutsluizen- mplex op N.A.P. - 8 m een klein houten beeldje. De heer Roelants nam het beeldje avonds mee naar huis om het zijn vrouw te tonen en leverde het de volgende dag in de opzichter. Deze meldde de vondst aan het hoofd van de Deltadienst, die het eldje terstond liet verzenden naar de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonder- ek in Amersfoort. Amersfoort wekte het 'houten mannetje uit Willemstad' verbazing en aanvankelijk 'ijfel. Het 12,5 cm hoge beeldje is uit eikehout gesneden en stelt een menselijk gezicht or op een soort basis met gegolfde zijkanten. Het is niet duidelijk of het een man of in vrouw moet voorstellen. De sporen van bewerking zijn in de vorm van facetjes en rven nog op vele plaatsen zichtbaar, maar de aard van het instrument waarmee het ieldje vervaardigd is, laat zich niet met zekerheid vaststellen. Was het werkelijk zo oud s de grote diepte waarop het gevonden werd, deed vermoeden? en gesprek met de opzichter en de vinders schonk ons het vertrouwen, dat het hier geen cent maaksel betrof. Een verkenning van de vindplaats verschafte nadere inlichtingen 'er de vondstomstandigheden. De vondst was gedaan bij het vlak maken van de bodem an het bouwdok. Dwars door het dok liep van west naar oost een ongeveer 50 m brede eistocene zandrug, waarvan de top lag op ca. N.A.P. 8 m, dus juist ter hoogte van de odem van de bouwput. De zandrug was overdekt met een veenlaag, die op de top echts enkele centimeters dik was, maar tegen de flanken een grotere dikte bezat. )p het veen rustte een 10 m dik kleipakket. Het beeldje was gevonden in de oostelijke elft van de bouwput op een hoog punt van de pleistocene rug, tussen de wortels van en eikeboom die daar vele duizenden jaren geleden had gestaan. Zonder de aanwezig- eid van het veen zou het houten voorwerp reeds lang zijn vergaan. Het toeval wilde, at de heer Roelants er met zijn schep op stootte. iij ons bezoek aan de bouwput op 2 mei 1966 was de vindplek zelf al niet meer te be- ichtigen; er was ter plaatse een vloerlaag van schoon zand aangebracht. Wel kon het /een in de onmiddellijke nabijheid bemonsterd worden. De monsters zijn naderhand door 283

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1968 | | pagina 5