Tabel 2 Tracé Waterloop kundig Grondmecha- nisch Werkbaar heid Uitvoerings technisch A B C O O O O O O goed O indifferent of geen voorkeur slecht minst waarschijnlijk, omdat daarvoor zeer grote hoeveelheden zand over relatief grote afstand zouden moeten worden verplaatst. De twee andere ontwikkelingsvormen zijn meer waarschijnlijk. Er is in dit opzicht geen essentieel verschil tussen de tracés A en B. Het voorgaande is met name van betekenis met het oog op de ontwikkeling van de openlucht-recreatie en de belangen van de natuurbescherming. Geconstateerd moet worden dat de afsluiting van de Oosterschelde volgens een westelijk tracé de huidige biologische waarde van het gebied onvermijdelijk sterk zal aantasten. Door de sterke wijzigingen van het milieu het wegvallen van de getijbeweging en de verzoeting van het water zullen vele planten en diersoorten geheel verdwijnen. Anderzijds zullen bin nendijks in de toekomst meer nieuwe mogelijkheden kunnen ontstaan, zij het dat deze van geheel andere aard zullen zijn dan wat thans aanwezig is. De beste nieuwe mogelijk heden voor vervanging van bepaalde waarden welke binnendijks verloren zullen gaan liggen evenwel buitendijks, wanneer daar een strandhaak met ruim haf zou ontstaan, welk haf uiteindelijk zou kunnen uitgroeien tot een slufterachtig gebied. De belangen van de natuurbescherming pleiten in het kader van de afsluiting van de Oosterschelde dan ook voor een tracé, dat een kans biedt op het ontstaan buitendijks van een strand haak met ruim haf. Voor de openluchtrecreatie opent de vorengeschetste situatie even eens gunstige prespectieven, weliswaar zou een tegen de dam aangelegen strandboog met duinformaties nog grotere mogelijkheden voor de strandrecreatie bieden, doch ook de situatie met de strandhaak moet gunstig voor de strandrecreatie worden gekenschetst. Bovendien kan worden gesteld dat bij een situatie met strandhaak en haf uiteindelijk een rijker geschakeerd pakket van recreatiemogelijkheden ter beschikking zal kunnen komen. Voorzover betreft het binnendijkse gebied zou het aantrekkelijk zijn indien het tracé van de Oosterscheldedam een zekere mate van ontsluiting van het eilandengebied van de Roggenplaat en de Neeltje Jansplaat via de dam op niet al te kostbare wijze mogelijk zou maken. Dit laatste pleit voor een aan de noordzijde iets teruggelegen tracé. Uit een oogpunt van recreatie en natuurbescherming behoeven er dus geen be zwaren te bestaan tegen tracé C bij vergelijking met de tracés A en B. De watervoorraad op het Zeeuwse Meer, die tussen een normaal te handhaven peil en een nog nader te bepalen laagste peil beschikbaar zal kunnen zijn, is groter en der halve gunstiger bij een zo westelijk mogelijk gelegen afsluitdam; in dit opzicht geeft der halve van de drie westelijke varianten tracé C ook voor de waterhuishoudingsbelangen een optimale oplossing. Een ander waterhuishoudkundig belang vormt de vermindering van de zoute kwel naar de omringende polders van Schouwen en Noord-Beveland bij aanwezigheid van een 357

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 23