Hoewel men van de zijde van de Rijkswaterstaat geen enkele reden heeft thans anders te staan tegenover het vraagstuk van de wenselijkheid respectievelijk de mogelijkheid van het exploiteren van een getijcentrale in de Oosterscheldedam, kan deze problematiek als zodanig hier onbesproken blijven; van belang is eventueel slechts in hoeverre een getij centrale in de Oosterscheldedam van invloed kan zijn op de tracé-keuze van de dam. Daarbij valt op te merken dat de bouw van de Oosterscheldedam een zo omvangrijk en moeilijk werk is dat het ontoelaatbaar moet worden geacht bijbehorende factoren te in troduceren die de bouw van de dam nog verder zouden compliceren of op onverant woorde wijze zouden vertragen. Zo er al zou worden besloten tot de aanleg van een getijcentrale, dan zal dit ook alleen kunnen geschieden nadat de dam als zodanig is voltooid. De wens om ten behoeve van een eventuele getijcentrale te kunnen beschikken over een zo groot mogelijk getijbekken pleit voor een zo westelijk mogelijk tracé van de Oosterscheldedam. De noodzaak om ten behoeve van een dergelijke centrale te kunnen beschikken over naar zee leidende toe- en afvoergeulen van voldoende capaciteit vormt een ander aspect. Er van uitgaande dat om waterstaatkundige redenen in ieder geval een tamelijk westelijk gelegen tracé zal worden gekozen, is de beslissing van het al dan niet hebben van een getijcentrale in de Oosterscheldedam verder niet van invloed op de tracé-keuze voor deze dam. Alle aspecten en belangen die hier ter sprake werden gebracht, geven dus geen aan leiding tot een ander inzicht betreffende de tacé-keuze. Tracé C is op grond van de doorslaggevende argumenten, zoals de waterloopkundige en grondmechanische aspec ten, de risico's tijdens de uitvoering en de uiteindelijk te bereiken veiligheid het tracé dat het meest in aanmerking komt voor het leggen van een afsluitdam in de Ooster- schelde. De Raad van de Waterstaat heeft zich uitgesproken voor keuze van het in de nota ge noemde tracé C, en de Minister heeft het voorstel daarna aanvaard. De nota is vervol gens, naar de Deltawet voorschrijft, ter beoordeling voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van de betreffende provincie, in dit geval Zeeland. G.S. van Zeeland hebben laten weten dat zij met het gekozen tracé en de motivering daarvan volledig kunnen instemmen. Het Koninklijk Besluit waarin het plan definitief is vastgesteld, is inmiddels verschenen. 359

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 25