De omvang van een afsluitingswerk kan in grote lijn worden afgemeten naar het te blok keren getijvolume en het optredende getijverschil. Voor de mond van de Oosterschelde bedraagt het gemiddelde vloedvolume, dat is de hoeveelheid water die bij elke vloed naar binnen trekt en die hier gelijk is aan de hoeveelheid water die bij elke eb weer naar zee stroomt, ongeveer 1100 miljoen m3 bij een gemiddeld tijverschil van 2,80 m. Ter vergelijking moge dienen, dat de overeenkomstige cijfers voor het Brouwershavensche Gat zijn 360 miljoen m3 en 2,30 m, en die voor het Veersche Gat waren 70 miljoen m3 en 2,90 m. Door de zeer grote omvang van de afsluitingswerken in de Oosterschelde zal daarbij in nog stringenter mate dan bij de andere afsluitingswerken een zeer zorgvuldige planning van de opeenvolgende bouwstadia noodzakelijk zijn. In verband met deze fasering van het meerjarige dambouwproject is de bodemfiguratie van groot belang. De aanwezigheid van platen tussen de stroomgeulen maakt het mogelijk op de ondiepten vroegtijdig dam- vakken en steunpunten te bouwen zonder daarmee de stromingstoestand ingrijpend te wijzigen. ■n. DUINRAND SCHOUWEN G. L.w. N.A.P. - 5 m N.A.P. -10 m 341

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 7