D. De werken tot indijking van de Lauwerszee De bodemgesteldheid van het Lauwerszeegebied In mei 1969 zal de Lauwerszee van het buitenwater worden afgesloten. Daardoor wordt een gebied dat bestaat uit kwelders, bezinkvelden van de landaanwinningswerken, pla ten en geulen aan de invloed van de getijbeweging onttrokken. Bij het streefpeil van N.A.P. 0,83 m zal ongeveer 7100 ha droogvallen, terwijl de resterende 2000 ha met water bedekt blijft. Het inmiddels ontworpen bestemmingsplan voor de Lauwerszee zie Driemaandelijks Bericht nr. 46, november 1968 - laat zeer verschillende gebruikswijzen zien, die een sterk uiteenlopende bodemgesteldheid veronderstellen. Recreatiegebieden zullen bij voor keur op gronden worden aangelegd die goed begaanbaar zijn en waaruit de over tollige neerslag snel kan worden afgevoerd. Hetzelfde geldt voor terreinen, bestemd voor rij-oefeningen met militaire voertuigen; maar bovendien moeten deze terreinen een goede draagkracht hebben. Voor deze bestemmingen zullen dus in de eerste plaats zandgronden in aanmerking komen. Voor zuivere akkerbouw komen deze mariene zand gronden echter niet in aanmerking met het oog op stuifgevaar en droogtegevoeligheid. Hiervoor zijn de zavel- en kleigronden meer geschikt. Bij het ontwerpen van het be stemmingsplan is een vruchtbaar gebruik gemaakt van de door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders samengestelde bodemkaart om de mogelijkheden van de verschillen de gedeelten na te gaan. Indien op grond van de bodemgesteldheid meer dan één be stemming mogelijk is, zullen andere overwegingen, bijvoorbeeld planologische, de door slag moeten geven. De resultaten van bodemonderzoek in 1890, 1904 en 1927 hadden reeds uitgewezen, dat een groot deel van de Lauwerszee uit zandgrond bestaat. Aangezien de wijze waarop grondmonsters ten behoeve van bodemkundige doeleinden worden geanalyseerd, zich omstreeks 1935 sterk heeft gewijzigd, zijn deze oudere onderzoekingen echter moeilijk te gebruiken bij het vervaardigen van bodemkaarten volgens moderne inzichten. Bij een verkenning van de bodemgesteldheid van het Waddengebied gedurende de jaren 1950 tot en met 1955 is in 1952 tevens een verkenning van het Lauwerszeegebied uitgevoerd. Het net van boorpunten was toen tamelijk ruim. In de jaren 1958 tot 1968 is het gehele gebied meer intensief opgenomen, teneinde ten behoeve van het opstellen van plannen over gedetailleerde gegevens te kunnen beschikken. Een definitieve bodem- kaart zal pas kunnen worden gemaakt nadat de afsluiting is voltooid, omdat in een ge- 377

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 43