pondeert met die op de aan de gondel hangende stortbalk die eveneens met vier van
zulke klokken wordt uitgerust. Door hun klokvorm kunnen de hijselementen binnen een
straal van 15 cm t.o.v. het midden van de haken altijd het oog van het blok vinden; dat
is, in verband met de toelaatbare speling, ruim voldoende. De ophanging in kettingen
maakt verplaatsing van de klokken ten opzichte van de balk en dus ook ten opzichte van
elkaar mogelijk. Bij het oppakken stelt de voor het transport met de gondel nodige onder
linge afstand zich vanzelf in. De hijsbalk wordt op zijn beurt weer gehangen aan de hijs
draad van een dragline, waarmede het geheel op en neer kan worden bewogen. De trek-
of sleepdraad wordt met een sprenkel eveneens op de balk vastgezet, waardoor de last
ook in horizontale zin gestuurd kan worden. Nadat de blokken op het vervoermiddel
zijn geplaatst, worden de haken automatisch ontgrendeld door de balk tot op de klok
ken te laten zakken. De hijsbalk kan nu weer worden geheven met achterlating van de
blokkenlast. Bij en door deze beweging worden de haken automatisch weer in de oor
spronkelijke stand gebracht en het systeem weer zodanig ingesteld dat opnieuw, zonder
enige extra handeling, een nieuwe lading van vier blokken uit de opslag kan worden
opgepikt.
Aan de gondels hangen, zoals reeds vermeld, stortbalken voorzien van 4 klokken. De
ontgrendeling geschiedt hier evenwel op geheel andere wijze dan bij de hijsbalk. Het
ontkoppelen van de hijsbalk vereist namelijk weinig kracht omdat de blokken dan staan
en de haken dus onbelast zijn, terwijl bij de stortbalken moet worden ontkoppeld wanneer
de blokken met hun volle gewicht in de haken hangen. In plaats van een vergrendelpal
vindt men hier dan ook een op kogellagers draaiende en van loopwielen voorziene
schuif die hydraulisch wordt bewogen. De olie voor de hydraulische vijzels bevindt zich
in een hoofdcilinder die is opgenomen in een der ophangdraden van de hijsbalk en door
het gewicht van de hieraan hangende betonblokken onder druk wordt gezet. Nu zijn de
bij de Haringvlietsluiting te gebruiken gondels, die zoals bekend eerder bij de afsluiting
van de Grevelingen hebben dienst gedaan, destijds geconstrueerd voor het gebruik van
steenstortnetten die waren opgehangen aan vier draden die twee aan twee gelijktijdig
en ook ten opzichte van elkaar kunnen worden bewogen. Van deze mogelijkheid tot
onderlinge beweging wordt nu gebruik gemaakt om een kraan te openen die de onder
druk staande olie toelaat op het tijdstip van het afwerpen der blokken tot de hydrau
lische vijzeltjes die de grendelschuiven bedienen. In de leidingen naar deze vijzels zijn
regelventielen opgenomen waardoor het mogelijk is de vier blokken met de gewenste
tussenpozen te laten vallen.
Zowel de hoofdcilinder als de vijzels zijn dubbel werkend. De bij de ontgrendelbeweging
weg te dringen olie aan de achterzijde van de zuiger wordt geleid naar een drukvat
waarin zich boven de olie een ingesloten hoeveelheid lucht bevindt. Door de terugstro
mende olie, die slechts één richting uit kan, wordt de druk van deze lucht vergroot. Is de
gondel terug op de laadplaats, dan kan de olie door opening van een veerbelaste kraan
in een omloopleiding onder invloed van de luchtdruk de vijzels weer in de uitgangs
positie terugdrukken, zodat het proces opnieuw kan beginnen. Deze installatie is oor
spronkelijk ontworpen voor en toegepast bij het openen en vergrendelen van de bodem-
kleppen van de bakken waarmede zandzakken en asfaltkluiten in de Grevelingendam
werden gestort. De hiervoor omschreven constructies zijn in prototypen beproefd en
onder meer gebruikt om een proefterp van blokken te storten. Aan deze proefterp wer
den de taludhellingen gemeten teneinde na te gaan of de bij modelproeven gemeten
waarden konden worden aangehouden, hetgeen inderdaad het geval bleek te zijn.
412