Benodigde hoeveelheden in het Haringvliet Voor het bepalen van de benodigde hoeveelheden betonblokken voor de afsluitdam in het Haringvliet is in het Waterloopkundig Laboratorium een uitgebreid beproevingspro gramma uitgevoerd. Daarbij bleek dat er, wanneer de uitwateringssluizen worden open gezet, geringere vervallen over het profiel van de sluitkade te verwachten zijn, zodat met een geringer profiel kan worden volstaan, dan wanneer de sluizen gesloten zouden zijn. Aangezien de stortebedden van de uitwateringssluizen op heen- en weergaande getij stromen zijn ontworpen kon zonder bezwaar een berekening worden opgezet op basis van de toestand bij open sluizen. Voor de bepaling van het benodigde profiel van de sluitkade moest voorts nog een keuze worden gedaan ten aanzien van de vereiste ontwerpcriteria, zoals waterstanden en golf- aanval. Hierbij zijn verschillende benaderingen mogelijk. Wanneer men er van uitgaat dat gedurende de sluitingsfase geen schade van betekenis mag optreden zullen rand voorwaarden met een lage frequentie van voorkomen moeten worden gekozen. Voor een dergelijke situatie is het gebruikelijk dat dan met extreme omstandigheden gerekend wordt die eens in de 50 a 100 jaar voorkomen. Voor de dam in het Haringvliet leidt dit uit gangspunt tot een zware dam met een brede kruin, 4 m boven N.A.P. Men kan er echter ook van uitgaan dat bij het opbouwen van een dergelijke beteugelingsdam best wat schade mag ontstaan, die dan natuurlijk na afloop van de storm hersteld moet worden. Hiervoor moet men dan een zekere hoeveelheid blokken als reserve aanmaken. Bij deze benaderingswijze en in aanmerking nemende dat de blokkendam in het daarvoor meest gunstige seizoen wordt opgestort zou men als ontwerpcriterium een waterstand kunnen aanhouden met een overschrijdingsfrequentie van 0,1 per zomerhalfjaar, gekop peld aan de daarbij te verwachten golfbeweging. De ontwerpeisen leiden voor het Haringvliet tot een dam met smalle kruin, gelegen op N.A.P. 4 m, waaraan blijkens de uitgevoerde proeven bij een zeewaterstand van N.A.P. 2,5 m en een vloedverval van 1 m nog geen belangrijke schade wordt toege bracht. Bij een zwaardere aanval ontstaat dan wel schade van betekenis. Het aanvaar den van de kans op beperkte schade en het aanmaken van reserveblokken om deze schade te herstellen, is bij het Haringvliet ook nog daarom aantrekkelijk omdat de in reserve gehouden blokken in elk geval nog bij de afsluiting van het Brouwershavensche Gat in 1971 een nuttige bestemming kunnen vinden. Het accepteren van de kans op beperkte schade biedt de mogelijkheid de voor de dam benodigde hoeveelheid blokken nader te preciseren in relatie tot verschillende schade- criteria. De hieronder beschreven analyse heeft uiteindelijk geleid tot de bepaling van het ge wenste aantal blokken. Een lage dam met de kruin op N.A.P. 2,50 m zal in eerste aanleg uiteraard goedkoper zijn dan een hoge dam met de kruin op b.v. N.A.P. 4 m. In het laatste geval zal de bij een zomerstorm optredende schade echter belangrijk minder zijn. Gezocht is nu naar het economisch optimum, waarbij de som van de aanlegkosten van de dam en de kosten van herstel als vergelijkingscriterium kan gelden. Ter vereenvoudiging is in de eerste plaats aangenomen dat de schade veroorzakende zomerstorm gedurende de sluitingsperiode slechts één keer optreedt, zodat met een malig herstel volstaan kan worden. In de tweede plaats is verondersteld, dat de kade in elk der onderzochte gevallen slechts tot N.A.P. 2,50 m zal worden hersteld. De hierbij veronderstelde waterstanden en vervallen komen overeen met een overschrij dingsfrequentie van respectievelijk 0,1 en 0,01 per zomerhalfjaar, terwijl een golfhoogte 413

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 23