Tracé van de dam door de Oosterschelde
Op voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 januari 1969, no.
RWW 3376, Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Waterstaatsrecht;
Na overleg met Gedeputeerde Staten van Zeeland;
Gelet op artikel 1 sub I en artikel 2, lid 3 van de Deltawet;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel 1. 1. Tot afsluiting van de Oosterschelde wordt tussen Schouwen en Noord-
Beveland een dam aangelegd ongeveer volgens het tracé dat is aangegeven op de bij
dit besluit behorende tekening, welke dam aan de noordzijde aansluit op de hoogwater-
kerende dijk van het waterschap Schouwen-Duiveland tussen de dijkpalen 23 en 25 van de
zeedijk van de Burgh- en Westlandpolder en aan de zuidzijde op de hoofdwaterkering
van het waterschap Noord-Beveland ongeveer op de grens tussen de Onrustpolder en de
Jacobpolder.
2. Aan het ontwerp van deze afsluitdam zal een maatgevende stormvloedhoogte ter
plaatse van de noordelijke aansluiting van N.A.P. 5,3 m en ter plaatse van de zuide
lijke aansluiting van N.A.P. 5,45 m ten grondslag worden gelegd.
Artikel 2. Langs de oostzijde van de dam zal een binnenberm worden aangebracht van
zodanige afmetingen, dat daarop de nodige verkeersverbindingen kunnen worden aan
gelegd.
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit,
dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.
Soestdijk, 22 januari 1969.
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat
J. A. BAKKER.
Uitgegeven de dertiende maart 1969.
De Minister van Justitie,
C. H. F. POLAK.
423