Het verdichten van zand door middel van ontploffingen Proeven aan de Noordbevelandse oever In maart 1968 werd in de voormalige Sophia-polder aan de Noordbevelandse oever een begin gemaakt met de aanleg van een werkhoven die ten dienste zal staan aan de af sluitingswerkzaamheden in de Oosterschelde. Aan de aanleg van deze haven is een uitgebreid grondmechanisch onderzoek voorafgegaan, waaruit bleek dat op vele plaat sen in het werkgebied losgepakt zand voorkomt, zodat het risico voor het optreden van een zettingsvloeiing er zeker niet denkbeeldig is. De waarschijnlijkheid van dit gevaar wordt bevestigd door de vele oevervallen die in het verleden aan de Noordbevelandse kust zijn voorgekomen. De inleiding tot een dergelijke vloeiing zou gevormd kunnen wor den door zuig- of baggerwerkzaamheden die nodig zijn voor de aanleg van een werk hoven. Er waren dan ook in het bestek een paar beperkende bepalingen opgenomen ten aanzien van de wijze van uitvoering. Tevens was het ontwerp van de haven zo opgezet dat de inbaggering zo ver mogelijk van de zeewering kon beginnen. Het risico van zet tingvloeiing zou in belangrijke mate beperkt, zo niet geheel tenietgedaan kunnen worden, indien men er in slaagde de zandbodem te verdichten. Om dit te bereiken wordt in de funderingstechniek veelvuldig gebruik gemaakt van de diepverdichtingsmethode. Hierbij wordt de weinig samenhangende grondmassa in trilling gebracht door een in de grond ingebrachte buis waarin een elektromotor met excentrieken zit. Door de werking van de excentrische gewichten worden horizontale trillingen uitgezonden, die het zand in de naaste omgeving van de buis verdichten. Men kan de grond ook in trilling brengen door er springstoffen in te laten exploderen. De trillingen veroorzaken dan een verweking van de ondergrond, wat het geheel of ge deeltelijk wegvallen van de draagkracht van de bodem tot gevolg heeft. De korrelstruc tuur van de bodem wordt gedurende een heel korte dynamische periode die volgt op de ontploffing van de ladingen verbroken. Daarna zullen de zandkorrels gedurende een veel langere, quasi-statische fase een nieuwe ligging en stapeling vinden in een mogelijk dichtere pakking. Deze herstabilisering zal gepaard gaan met het uitdrijven van water uit de verweekte zone. Als het lukt het zand op deze wijze in belangrijke mate te ver dichten, dan is daarmee een veel goedkoper procédé van verdichting gevonden dan de diepverdichtingsmethode. Met deze methode van verdichten is echter nog zeer weinig er varing opgedaan. Wel zijn elders in Nederland enkele proeven uitgevoerd waarbij inder daad verdichtingen zijn geconstateerd, maar dat wil nog niet zegggen dat eenzelfde resultaat bereikt kan worden bij het zand in de voormalige Sophia-polder aan de Noord- 424

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 34