Het meetprogramma voorzag verder in een zeer uitgebreide waterpassing van het meet- gebied. Dit diende zeer nauwkeurig te geschieden, daar de verdichting van de grond naar men aannam vooral zou blijken uit zakking van het maaiveld. Voor en meteen na afloop van iedere proef werd deze waterpassing met enige meetploegen uitgevoerd langs een groot aantal raaien, die met piketten waren aangegeven nog voordat het op komend tij het terrein kon overspoelen. In de grond werden in een aantal verticalen op verschillende diepte waterspannings- meters aangebracht. De verticalen lagen in een raai die vanuit het centrum van de proef nemingen in zuidelijke richting naar de hoogwaterkering liep. Een aantal meters was voorzien van meetlichamen, die in staat waren de zeer snelle en grote drukfluctuaties die zich bij een ontploffing in de grond voordoen, op te nemen. Daarmee werd dus het 1 Plaatsing van de waterspanningmeters 2 Verloop van de conusweerstand met de diepte in een aantal verticalen, vóór en na de proeven CENTRUM PROFIEL NOORD-ZUID RAAI 1 N.A.P - STAT. 31 STAT 13 4m 8m - STAT? DYN. 20 DYN.17 STAT.12 DYN 24 STAT l!i DYN 23 STAT.6S i DYN.21 STAT 5| DYN 16 12m NA20RESP. 40m NOG EEN STAT WS.M OP N A P. -ll.OOm 1 6m STAT S| STAT 4 DYN, 22 STAT 2 DYN. 19 -20m - iUID HOOG WAT ER KERING -ONTPLOFFINGSVERTICALEN 2e PROEF-

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 38