A. De werken van het Deltaplan
Modelonderzoek en schoolregels
Bij de voorbereiding van de Deltawerken en andere grote waterbouwkundige constructies
moet men er reeds lang voor met de uitvoering wordt begonnen rekening mee houden
dat deze werken veranderingen in de waterbeweging teweeg zullen brengen, niet alleen
na hun voltooiing, maar ook al tijdens hun bouw.
De verwachte wijzigingen en de daaruit voortkomende aanval door stroom en golf be
palen op hun beurt voor een belangrijk deel het ontwerp en de opeenvolging der bouw
stadia van een werk. Vanwege de ongekende omvang van sommige werken en de hoge
kosten die ermee gemoeid zijn, is het niet mogelijk bij het ontwerp alleen gebruik te
maken van de ervaring die in het verleden bij vorige werken is verkregen, of erop te ver
trouwen dat men tijdens het werk zelf voldoende ervaring zal opdoen. Men tracht daar
om met behulp van theoretisch onderzoek, gericht op de praktijk, voorspellingen te doen
over de wijzigingen die de stromen en waterstanden zullen ondergaan en over de aanval
die de constructies zullen ondervinden. Een algemeen inzicht in de veranderingen van de
stromingen in de rivieren en zeearmen kan worden verkregen aan de hand van bereke
ningen of uitgebreide hydraulische getijmodellen. Verschillende methoden van getij
berekening maken het mogelijk de toekomstige waterbeweging bij de opeenvolgende
bouwstadia van een werk te berekenen. Door de toepassing van elektronische reken
machines en een elektrisch analogon is het thans mogelijk deze berekeningen binnen de
daarvoor beschikbare tijd meer te verfijnen, en meer variaties naast elkaar te bestuderen.
In de onmiddellijke omgeving van de bouwwerken moeten de wijzigingen in de water
beweging echter meer gedetailleerd bepaald worden dan elders. Het gecompliceerde
stroombeeld in de nabijheid van de bouwwerken is nog vaak niet in een wiskundige for
mulering te vatten, en dan schieten berekeningen tekort. In deze gevallen worden experi
mentele onderzoekingen uitgevoerd in schaalmodellen, waarbij de werkelijkheid in het
klein wordt nagebootst. Men tracht een proef zo in te richten dat het te bestuderen ver
schijnsel zo veel mogelijk gelijkvormig is met het verschijnsel in de werkelijkheid. Gelukt
het dit te bereiken en is het mogelijk de grootheden die van belang zijn in het model
voldoende nauwkeurig te meten, dan behoeft men meestal de gemeten grootheden slechts
met constante schaalfactoren te vermenigvuldigen om de corresponderende waarden
voor de werkelijkheid te vinden. Grootheden die in een model kunnen worden voorge
steld zijn bijvoorbeeld het verticale getij, de stroomsnelheid, de golfkrachten op con
structieonderdelen, het zoutgehalte en de ontgrondingen. De schalen die de verhouding
397