Ook de krachten die de waterbeweging veroorzaken moeten gelijkvormig zijn. Zo moet de bewegingswet van Newton, die het verband legt tussen kracht, massa en versnelling (k ma), op schaal zijn en voorts de wrijvingskrachten, die voortvloeien uit de taai heid van de vloeistof en de ruwheid van de wanden. Van principieel belang blijkt nu dat deze laatste eis: gelijkvormigheid van het verloop van de waterbeweging in het model en in de werkelijkheid, in het algemeen met zich meebrengt dat de voornoemde schaal- factoren n] en nt niet onafhankelijk van elkaar kunnen worden vastgesteld. Er moeten bepaalde betrekkingen bestaan tussen de diverse schaalfactoren, zogenaamde model- regels. Indien niet aan deze regels wordt voldaan, treden er verschillen op tussen het verloop van het verschijnsel in het model en in de werkelijkheid. Wij kiezen een voorbeeld: in waterloopkundige modellen komt meestal een vrije water spiegel voor die onder een helling staat. De snelheden die als gevolg van die helling op treden worden mede bepaald door de versnelling van de zwaartekracht. Nu geeft de zwaartekracht aanleiding tot de zgn. traagheidskrachten volgens de genoemde wet van Newton. De versnelling van de zwaartekracht is echter in het model even groot als in Wervelstraat 399

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 9