dag 25 april om 11.27 uur zakte de laatste caisson op de drempel. Men kan wel zeggen
dat allen die een aandeel hebben gehad in de sluiting die tijd onder hoogspanning
hebben gewerkt en geleefd, in het bijzonder de operationele staf van directie en aan
nemers. In een eindeloos aantal besprekingen vooraf waren de kleinste details van de
operatie besproken en uitgewerkt. Niettemin moesten de meest vitale beslissingen, die
het welslagen van de hele operatie konden beïnvloeden, onmiddellijk voorafgaand aan
elke afzonderlijke caissonplaatsing worden genomen.
Er was voortdurend contact met de Deltarzaal te Den Haag en met het weerkundig
station van het K.N.M.I. voor het Deltagebied te Zierikzee. Achteraf, nu blijkt dat de
Deltar de hoogwatertijdstippen wonderbaarlijk accuraat heeft voorspeld, en men weet
dat de depressieve storingen niet ontaard zijn in een serie voorjaarsstormen die het weer
absoluut onwerkbaar maakten, is het moeilijk zich nog de spanning van die dagen, toen
dat alles onzeker was, voor de geest te halen.
Voor het manoeuvreren met de caissons werd een vloot ingezet van zeven sleepboten,
met een gezamenlijk vermogen van 7100 pk. Waarom men sleepboten verkoos boven
vaste lieropstellingen vindt de lezer geargumenteerd in Driemaandelijks Bericht nr. 47
(februari 1969). De schema's die bij het artikel van februari werden gegeven van de
dispositie der boten rond een caisson kunnen nu worden vervangen door een kleine foto
serie, die de opeenvolgende manoeuvres met een caisson laat zien.
Het grootste verschil tussen de voorgenomen sleep- en afzinkprogramma's en de werke
lijkheid lag wel in het tijdplan. Wegens gebrek aan ervaring was het tijdschema vooraf
tamelijk ruim opgezet, en waren de verschillende fasen van de manoeuvre sterk ge
schematiseerd. In de praktijk liepen de fasen ongemerkt in elkaar over. Nog vóór het
scharnierpunt met de vorige caisson gereed was, lag, om een voorbeeld te noemen,
de caisson meestal al 20° a 30° ingedraaid. Daardoor kon het tijdschema niet onbe
langrijk worden verkort. Tengevolge van de versnelde afwikkeling waren ook de op
tredende krachten enigszins lager dan waarmede was gerekend en konden de boten
in het algemeen wat makkelijker manoeuvreren. Alle sleepboten bleken overigens voor
het werk onmisbaar. Bij de plaatsing van de laatste caisson besloot men zelfs met acht
boten te werken, omdat het nu niet meer mogelijk zou zijn, wanneer de stroom van
richting veranderde, om te varen naar de andere kant van de caisson. De gehele plaat
singsmanoeuvre verliep zonder uitzondering steeds soepel en vlot.
462