Dwarsprofiel van de dam door het Volkerak ter plaatse van het sluitgat ovenslakken werd aangebracht, geëgaliseerd en droog en nat ingewalst. Op die manier ontstond een ruwe weg over de caissons. Toen op vrijdagmorgen 25 april te 11.27 uur de laatste doorlaatcaisson was afgezonken moest aan elke kant van de caissonrij nog 60 meter aanstorting worden aangebracht en gecontroleerd. In vorige gedeeltes waren inmiddels door verkenningen met de 'Krabbe' dunne plekken aan het licht gekomen, die nog dienden te worden aangevuld alvorens de schuiven van de doorlaatcaissons konden worden neergelaten. Teneinde daarenboven volledig zeker te zijn dat er geen onderloopsheid zou kunnen optreden, werd het veiliger geacht na het aanbrengen van alle aanstortingen nog een volledige controle te houden langs de gehele caissonrij. Op de laagwaterkentering van maandag morgen 28 april omstreeks 9.15 uur werden de 192 schuiven van de 12 doorlaatcaissons neergelaten, en was de afsluiting van het Volkerak een hydraulisch feit. Onmiddellijk hierna werd begonnen met zandspuiten. Van de Brabantse oever perste de 'Queen of Holland' en van de zijde van de Hellegat- dam de 'Concorde' en de 'Versde' zand tegen de caissons. De onderslag van de op spuiting werd uitgevoerd als een vrij stort, terwijl het bovengedeelte werd opgespoten tussen perskaden van schraal zandasfalt. Binnen drie weken was de eerste miljoen m3 zand van de totaal te verwerken hoeveelheid van 5,6 miljoen opgespoten. In alle opzichten is de sluiting een succes geweest. Zowel de stroomgeleidende dam als de landhoofdcaissons hebben bijzonder goed voldaan. In de aan de eigenlijke sluiting voorafgaande periode zijn ontgrondingen opgetreden tot maximaal 5 meter, wat in ver gelijking met de 12 a 13 m van het Veersche Gat gering is. Tijdens de plaatsing van de caissons is de verdieping nabij de landhoofden beperkt gebleven tot 1 a 2 m. In het middendeel van het sluitgat is, met name als gevolg van ebstroom, een verdieping op getreden van maximaal 4,5 meter. Deze ontgronding is veroorzaakt door de hoge snel heden in het steeds verder vernauwde sluitgat, en niet door wervelstraten. De aanzet- helling van de ontgrondingskuil bleef dan ook betrekkelijk flauw - 1 4 en er ontstond geen enkel gevaar voor de stabiliteit van de rand van de bodembescherming. De opge treden ontgrondingen vertonen een goede overeenkomst met de voorspellingen die op basis van modelonderzoek in het Waterloopkundig Laboratorium waren gedaan. 467

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 21