king van de drempel kon worden geformeerd met zware basaltblokken van soms wel 60 cm doorsnee. Op deze drempel moesten in de maanden april en mei 25 caissons wor den geplaatst. Gelukkig was er dankzij de afsluiting van het Veersche Gat in 1961 en de juist te voren volbrachte afsluiting van het Volkerak wel veel ervaring opgedaan waar bij de uitvoering van de operaties in de Lauwerszee gebruik van kon worden ge maakt; echter met name het groot aantal caissons, en de innovatie van het afzinken van aaneengekoppelde caissons, stelde de technische staf hier toch voor problemen waarbij men op geen vorige ervaring kon terugvallen. Het dichtzetten van het sluitgat is voor allen die eraan meegewerkt hebben dan ook een opwindende fase in hun eigen leven geweest; opnieuw is gebleken dat een zorgvuldige en geen detail onbesproken latende voorbereiding altijd vrucht afwerpt. Anders dan bij de Volkerakafsluiting zijn in de Lauwerszee geen landhoofdcaissons van speciale constructie toegepast. Aan beide uiteinden van het sluitgat werden normale doorlaatcaissons geplaatst, met dien verstande dat aan de landwaartse kant een op legging was gemaakt voor een tweetal verbindingsbruggen met de vaste wal. Tevens waren deze caissons voorzien van een scheidingswand, die een goede aansluiting gaf op de stenen dam die de driehoekige opening tussen de caisson en de kop van het aan sluitende dijkvak moest opvullen. In zekere zin was het plaatsen van deze op de landhoofden aansluitende caissons een proef op ware grootte voor alle verdere plaatsingen. Het verslepen uit de bouwput door het Nieuwe Robbengat naar de plaats van het sluitgat, het parkeren en het zinken over bijna 1,50 m werden nu voor het eerst in de praktijk uitgevoerd. Om nog voldoende waterdiepte aan te treffen in het Nieuwe Robbengat en enige tegen stroom te hebben ter wille van goed manoeuvreren moesten de caissons aan het einde van de vloed vlak vóór de hoogwaterkentering door deze geul worden gesleept. Bij de ver plaatsing van de eerste caisson was het slecht weer. De wind dreef de hoog boven het water uitstekende caisson steeds in de richting van het werkeiland en het zicht werd er door de regenbuien niet beter op. Hier bleken al dadelijk de grote voordelen van vol doende sterke sleepboten, een royale betonning met heldere lichtboeien en moderne navigatiehulpmiddelen zoals radar en een trackplotterinstallatie op een van de meet- vaartuigen. Deze moeilijke nachtelijke vaart door het Nieuwe Robbengat gaf het ver trouwen dat het transport van de bouwput naar het sluitgat verder geen moeilijkheder: meer zou geven. Zelfs een latere vaart in vrij dichte mist verliep dan ook voorspoedig. Omdat de caissons meestal bij laagwaterkentering werden geplaatst, moest het ge hele konvooi gedurende ongeveer 6 uur aan de buitenzijde van het sluitgat wachten, voordat de caisson kon worden geplaatst. Dit bleek vooral in de perioden met veel plaatsingen een vermoeiende en onaangename bezigheid te zijn, met name voor de genen die op de onherbergzame caisson moesten blijven. Bij de plaatsingen op de hoog waterkentering duurde de gehele manoeuvre van het uitvaren van de bouwput tot en met het zinken maar enkele uren. Technisch leverde het parkeren overigens weinig problemen op. Wel werd het in een bepaald stadium van de sluitingsperiode moeilijk een plaats te vinden buiten het bereik van de vrij heftige ebstromingen die door het sluitgat trokken. Toen de felle ebstroom in de laatste fase van de sluiting op een klein gebied werd samengeknepen werd het weer makkelijker om een rustige ligplaats te vinden, en wel benedenstrooms van de reeds ge plaatste caissons. Het plaatsen van de op de landhoofden aansluitende caissons week af van dat van de overige caissons, omdat hier nog niet kon worden beschikt over een vast aanlegpunt op een reeds geplaatste caisson. Met succes werd hier gebruik gemaakt van een 490

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 44