Voorgenomen plaatsingsprogramma, met H.W.- en L.W.-standen in de sluitingsperiode vooraf ter plaatse naar alle zijden verankerde ponton, waartegen de drijvende caisson werd afgemeerd. Vervolgens werd deze ponton met behulp van erop geplaatste lieren aan de ankerdraden zodanig gedraaid, dat de landhoofdcaissons precies op de juiste plaats in de as van het sluitgat kwam te liggen. Het afmeren tegen de ponton was overigens vrij lastig wegens de naar alle zijden uitstaande ankerdraden. Met enige span ning werd afgewacht hoe de houten luikjes zouden werken, die zouden worden losge gooid zodra de caisson aan de grond stond. Door de hierdoor ontstane openingen in de drijfschotten aan weerszijden van de caisson zou de caisson spoedig vollopen. De houten drijfschotten zouden dan kunnen worden verwijderd voordat de vloedstroom weer met volle kracht zou doorzetten en de schotten aan de zijde van de Waddenzee vast zou drukken. Het bleek al dadelijk dat de constructie voor het lossen van de drijfschotten in som mige opzichten te licht was ontworpen. Ook na het aanbrengen van de nodige verbete ringen bleef af en toe wel eens een schot hangen, dan wel sprong er één na het zinken los tengevolge van de opwaartse druk die het onder water ondervond. De spanning of de caissons zouden functioneren zoals van ze verwacht werd was er toen al af, maar één punt bleef tot het eind toe onderwerp van vele discussies en hield de gedachten van de leiding bezig. Zeker was, dat de tijdsduur tussen het ogenblik waarop de stroomsnelheden voldoende zouden zijn verminderd om met de caissons te kunnen gaan manoeuvreren en het moment van de kentering steeds korter zou worden. Zou het mogelijk zijn alle handelingen, die nu eenmaal noodzakelijk zijn om de caisson op de juiste plaats tot zinken te brengen binnen die steeds krapper wordende tijd te verrichten? En een tweede niet minder klem mende vraag: zou dit alles kunnen met twee gekoppelde caissons? De optredende krach ten zouden dan volgens de modelproeven groter zijn en de tijd van het indraaien door de grotere lengte van het te behandelen element noodzakelijkerwijs langer. De laatste opening zou volgens de plannen door twee caissons tegelijkertijd worden gesloten, om dat het modelonderzoek had uitgewezen dat juist door de laatste opening van ongeveer 40 m een zo sterke stroom zou kunnen trekken dat de zware basaltblokken van de drem pel er door zouden worden meegesleurd. Het was zaak om de zee uiteindelijk 'bij ver rassing te nemen' door een zo groot mogelijke opening ineens af te sluiten. Binnen de staf van de sluiting heersten ten aanzien van het tijdstip waarop de caissons moesten worden afgezonken, twee duidelijk tegengestelde meningen: enerzijds werd gepleit voor het plaatsen bij hoogwater naar analogie van de praktijk van de Volkerakafsluiting, 493

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 47