hoogwater moest verlaten. Liepen ze dan vast, dan konden ze bij stijgend water allicht weer vrij komen. Om dit te verwezenlijken werd het noodzakelijk dat de caissons ander half tot twee uur geparkeerd bleven in diep water op enige afstand van de drempel. Al met al moesten de caissons dus niet één uur, maar drie uur vóór de voorspelde kentering uit het bouwdok vertrekken. Op de voorspelling op lange termijn die ten aan zien van het moment van kentering door de Deltar was gedaan op grond van het berekende astronomische getij, moest doorgaans een correctie worden aangebracht, daar het in de werkelijkheid optredende getij ten gevolge van meteorologische omstan digheden pleegt af te wijken van het astronomische. Een eerste correctie werd gegeven bij het uitvaren van de caisson uit het bouwdok, een tweede ongeveer één uur voor het verwachte kenteringsmoment. Vanaf het uitvaren van de caisson werden alle gegevens betreffende waterstanden, stroomsnelheden, windsnelheden en -richtingen, als ook de correcties op de vooraf ge geven Deltar-voorspellingen doorgegeven aan de centrale post op de caisson. Het aantal minuten dat nog restte vóór de kentering en de stroomsnelheid op de drempel werd aangegeven op een bord dat goed zichtbaar was voor allen die direct bij de plaatsingsmanoeuvre waren betrokken. Op grond van de gegevens op dit bora werd het vaarplan afgewerkt en het moment van openen van de sluiters vastgesteld. Hieronder volgt, als voorbeeld, het tijdschema van de plaatsing van de achtste doorlaat- caisson, die op 21 april aan de zuidzijde van het sluitgat werd afgezonken. tijd stroomsnelheid op de drempel vertrek uit het bouwdok 6.15 uur 2.17 m/sec. caisson geparkeerd op stroom 6.35 uur begin opvaren, afstand tot de drempel 2.12 m/sec. 350 m 8.13 uur voorzijde caisson ter hoogte van de 1 70 m/sec. drempel 8.26 uur 1.37 m/sec. scharnierpunt gereed, caisson 60° ingedraaid 8.32 uur 1.20 m/sec. caisson 90° ingedraaid 8.37 uur 1.07 m/sec. sein afsluiters opendraaien 8.59 uur 0.30 m/sec. caisson aan de grond 9.04 uur kentering Om afwijkingen van de Deltar-voorspellingen te kunnen vaststellen heeft er gedurende de gehele sluitingsperiode een meetvlet boven de drempel gelegen op de plaats waar de laatste caisson moest worden afgezonken, leder half uur werd op dit vaartuig de ge middelde stroomsnelheid over de verticaal gemeten. Werd er een caisson geplaatst, dan werd vanaf het ogenblik van uitvaren uit het bouwdok gemeten op een diepte van 2,5 meter beneden het wateroppervlak, dat is de helft van de diepgang van de caissons. De snelheid daar is representatief voor de stromingsdruk op de caisson, en geeft dus aanwijzingen, welke krachten de sleepboten zullen moeten leveren. Om de tweeëneen- halve minuut werd de gemeten waarde doorgegeven aan de caissons, en vanaf 15 minu ten voor de kentering zelfs iedere minuut. 455

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 9