Door het buitenbeloop van de kade buiten het natuurreservaat uit te voeren als een flauw hellende zandige oever, brengt men de strook tussen de weg en het water zoveel mogelijk in overeenstemming met de behoeften van de oeverrecreatie die hier ongetwijfeld tot ontwikkeling zal komen. Ondanks het gekozen strandprofiel, met een helling van 1 50, en het feit dat het voorliggende water ondiep is, moet toch worden gerekend op een zekere aantasting van het strand. Ter begrenzing van deze aantasting is op een afstand van 45 m uit de wegverharding een lichte beschoeiing ontworpen van asbest-cement golfplaten en azobépalen met gordingen, die aanvankelijk grotendeels onder het zand verborgen zal zitten. De voor de oeverrecreatie beschikbaar komende ruimte tussen de wegverharding en het water kan in drie zones worden onderverdeeld: een kleiberm van 15 m breed waar op een grasmat en wat verspreide groepen struiken, een boven water liggende zandige oeverstrook van 30 m, waarop zoveel mogelijk grasbegroeiing zal worden bevorderd teneinde het verstuiven te beperken, en tenslotte een nat strand dan wel een strook ondiep water met een zandbodem. Als in deze laatste zone gedurende de winterperiode ver stuiving zou voorkomen, zal men proberen de verstuiving op te vangen in de begroeide zandige oeverstrook. Voor het parkeren van auto's is op twee plaatsen een pleintje van betonklinkers voor zien, in totaal plaats biedend aan 140 auto's. Bij een drukker bezoek zullen gedeelten van de onverharde berm die aansluiten aan de parkeerplaatsen eveneens voor par keren kunnen worden opengesteld. Voor het langs het strand voerende wegvak zal zeker een parkeerverbod moeten worden ingesteld. Om het parkeren in goede banen te kunnen leiden is op een afstand van 6 m uit de verharding en rondom de parkeerterreinen een 'autokering' ontworpen be staande uit korte paaltjes op een onderlinge afstand van 1 m. In het ontwerp van de oeverstrook is tenslotte rekening gehouden met een door de ge meente Wolphaartsdijk gemaakt plan voor een circulatie-zwembad met speel- en lig- weiden nabij het oostelijke einde van deze oever. Oeververdedigingen In de winterperiode 1969-1970 zullen in het Veerse Meer een aantal oevergedeelten, tot een lengte van in totaal ruim 6 km, worden voorzien van een verdediging tegen afslag. In voorgaande jaren werden reeds dergelijke oeververdedigingen aangelegd tot een lengte van 6,5 km. Voor recreatie- en natuurgebieden moet een oeververdediging worden beschouwd als een voorziening die strikt genomen strijdig is met de functie van de ter reinen, maar die nu eenmaal moet worden getroffen teneinde te voorkomen dat ze door afslag te veel in omvang afnemen of zelfs helemaal verdwijnen. De strijdigheid ligt daar in dat zowel de recreatie als de natuurbescherming belang hebben bij geleidelijke en onder een flauwe helling in het water overgaande oevers. Brede, ondiepe vooroevers zijn verder van groot belang voor de oeverrecreatie. Een oeververdediging volgens de gebruikelijke constructie vormt echter, vooral wanneer de oever zich na enkele jaren heeft gestabiliseerd, een tamelijk steile begrenzing tussen een vrij hoge droge oever en het voorliggende water met een diepte die onder de op het Veerse Meer heersende om standigheden tot omstreeks 1,50 m kan gaan bedragen. Voor niet-zwemmers is een water diepte van 80 cm echter veel geschikter. Bij de nu in uitvoering te nemen ontwerpen is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bovengenoemde overwegingen. Langs de voor de recreatie bestemde oevers treft men veelal een ondiepe vooroever, met een breedte van 20—80 m, die wordt begrensd door een zich ten gevolge van afslag langzaam landwaarts bewegende zomerwaterlijn op N.A.P. en een veel sneller achter- 527

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 17