uitgaande winterwaterlijn, op N.A.P. 0,70 m. Waar deze situatie zich voordoet werd het
zwaartepunt van de verdediging gelegd in de buurt van de winterwaterlijn, en wel zo
danig dat deze verdediging 's zomers onder water verdwijnt. Langs de zomerwaterlijn
kan dan worden volstaan met een summiere aanvullende verdediging. De brede ondiepe
vooroever kan bij deze oplossing worden behouden terwijl de verdediging langs de
zomerwaterlijn geen grote belemmering vormt voor te water gaande recreanten. De
zwemmers zullen echter het ongemak dat de overschrijding van de verdediging langs
de winterwaterlijn oplevert voor lief moeten nemen. De plaats van deze verdediging zal
worden gemarkeerd door palen op een onderlinge afstand van 50 m.
Op plaatsen waar slechts een smalle vooroever wordt aangetroffen moest de verdediging
als één geheel worden ontworpen. Na verloop van enkele jaren zal de waterdiepte langs
de oever dan 1 a 1,50 m gaan bedragen. Voor kleine kinderen is dat zonder meer te diep.
Overal echter waar bij deze oevers achterwaarts nog voldoende ruimte voorhanden is,
zijn daarom in dergelijke verdedigingen, plaatselijk om de 200 m, verlagingen geprojec
teerd tot 20 cm onder de zomerwaterspiegel. Bij deze verlagingen zal de oeverafslag
dan nog enkele tientallen meters voort kunnen gaan, maar ze zal wel ophouden wan
neer zich tenslotte een baaivormig strandje heeft ontwikkeld.
In de natuurgebieden werd de kruin van de verdediging vrijwel over de gehele lengte
iets lager ontworpen dan de zomerwaterspiegel. Ook daar zal de afslag dan nog enkele
tientallen meters door kunnen gaan, maar men verwacht dat de oever zich tenslotte
zal stabiliseren. Enig terreinverlies weegt hier minder zwaar dan het verlies van de flauw-
hellende natte oeverstrook.
De verdedigingen bestaan uit een grindbestorting op een kunststofweefsel. Zowel uit
technisch als financieel oogpunt is dit systeem zeer bevredigend gebleken. Het blijft
voorlopig nog de vraag of de recreanten dit grind in bevredigende mate ongemoeid
zullen laten, omdat tot dusverre nog geen drukbezochte oevers van een verdediging
werden voorzien. Het is echter een gelukkige omstandigheid dat de drukst bezochte
oevers beschikken over een brede ondiepe vooroever, zodat daar de gelegenheid bestaat
het zwaartepunt van de verdediging, en dus het meeste grind, bij de winterwaterlijn te
leggen, waardoor dit grind zich 's zomers een eindweegs uit de oever onder water be
vindt. Bij wijze van proef is de grindstrook langs de zomerwaterlijn bij het recreatie
terrein 'De Piet' voor een groot deel vervangen door een glooiing van grindasfaltbeton.
De ervaring zal moeten leren of de hogere kosten van deze constructie worden goedge
maakt door geringer onderhoud.
Oeververdedigingen vormen een noodzakelijk kwaad. Uit een oogpunt van techniek zijn
er in feite weinig problemen. Die komen pas wanneer getracht wordt voor een redelijke
prijs iets te realiseren waardoor de bestemming van de oevers zo min mogelijk geweld
wordt aangedaan.
528