B. De werken langs de Westerschelde
Verhoging en verzwaring van de zeedijk van het voormalig waterschap
'Stoppeldijk'
De zeedijk van het voormalig waterschap 'Stoppeldijk' langs de Westerschelde in Oost-
Zeeuwsch-Vlaanderen vormt, tezamen met de reeds eerder verzwaarde dijk van het
voormalig waterschap 'De Vereenigde polders van Ossenisse', de op het westen gelegen
waterkering van het waterschap 'Hulster Ambacht', van welke waterkering beide dijk
vakken na de concentratie van waterschappen deel uitmaken.
Voor de dijk bevindt zich een laaggelegen slik, 400 tot 1200 m breed, dat bij hoogwater
geheel onderloopt. Onmiddellijk achter de dijk strekte zich voorheen over de gehele
lengte het afwateringskanaal van het afwateringsgebied Stoppeldijk uit, dat nabij het
noordelijke einde van het dijkvak door middel van een uitwateringssluis en een diesel
gemaal met een capaciteit van 180 m3/min. in de Westerschelde loosde.
Tijdens de stormvloed van 1 februari 1953 ontstonden in dit dijkvak een tweetal stroom-
gaten met een gezamenlijke lengte van 110 m en een diepte van N.A.P. 3 m, die in
directe verbinding stonden met het afwateringskanaal. Door het bezwijken van een ten
oosten van het kanaal gelegen binnendijk werden de Ser Arendspolder, de Hoogland
polder en de Rummersdijkpolder geïnundeerd. Bovendien kon de op ongeveer een kilo
meter ten zuiden van dit dijkvak in het afwateringskanaal aanwezige wachtsluis, waar
achter het laaggelegen 6700 ha grote afwateringsgebied Stoppeldijk is gelegen, slechts
met grote moeite worden behouden.
Tijdens het rampherstel is de op de 4,95 m hoge kruin aanwezige 'De Muralt'-muur, die
reikte tot N.A.P. 6,10 m, verwijderd. De dijk werd door middel van een zandaanvulling
verhoogd tot N.A.P. 6,50 m en de glooiing met betonblokken van N.A.P. 3 m tot
N.A.P. 3,80 m opgetrokken. In een later stadium is een gedeelte van het afwaterings
kanaal tot enkele tientallen meters uit de binnenteen landwaarts verlegd.
Ondanks deze verbeteringen behoorde het dijkvak tot de zwakste gedeelten van de
waterkering in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. De dijk had steile belopen en een minimale
kleibekleding. Maar vooral het 2 km lange grote afwateringskanaal, dat vlak achter de
zwaar aangevallen dijk liep, maakte de situatie bedenkelijk.
Als eerste maatregel van beveiliging is dan ook, voorafgaande aan de thans in uit
voering zijnde dijkverbetering, het lozingspunt van het afwateringsgebied 'Stoppeldijk'
verplaatst naar het zuidelijk einde van het dijkvak. In september 1967 werd daar het
nieuwe dieselgemaal 'Campen', met een capaciteit van 560 m3/min, in gebruik genomen.
Het achter de dijk gelegen gedeelte van het afwateringskanaal werd daarmee over-
538