Versterking van een gedeelte van de zeedijk van de calamiteuze polder Borssele en van de zeedijk van de Van Citterspolder op Zuid-Beveland De versterking van dit ruim 4 km lange dijkvak is uitgevoerd in twee gedeelten: in 1963 werd een aanvang gemaakt met het op delta-afmetingen brengen van het 2186 m lange westelijke gedeelte van de langs de Westerschelde gelegen zeedijk van de calamiteuze polder Borssele, terwijl in 1966 een aanvang werd gemaakt met het verhogen en ver zwaren van een nog resterend gedeelte van die zeedijk, 224 m lang, en de daarop aan sluitende zeedijk van de Van Citterspolder vanaf de binnendijk bij de zogenaamde Noordnol tot de havendam van het Zuid-Sloe, een lengte van 2626 m. De zeedijk van de calamiteuze polder Borssele is in beheer bij de Waterkering van de calamiteuze polder Borssele, voor welke Waterkering het technische werk wordt ver richt door de technische dienst van het Waterschap De Brede Watering van Zuid-Beve land te Goes. De plannen voor de versterking van het hiervoorbedoelde dijkvak van de calamiteuze Borsselepolder zijn, evenals die voor de versterking van de zeedijk van de Van Citterspolder, welke zeedijk in beheer en onderhoud is bij het waterschap De Brede Watering van Zuid-Beveland, opgemaakt en uitgewerkt door de technische dienst van dit waterschap, in nauw overleg met Rijkswaterstaat en Provinciale Waterstaat. Het ver sterkte dijkgedeelte van de calamiteuze Borsselepolder had een tamelijk zwaar profiel, voornamelijk veroorzaakt door een 10 tot 15 m brede buitenberm, gelegen op een hoogte van N.A.P. 3,50 m tot N.A.P. 4 m; overigens had de dijk een steil binnenbeloop van 1 1,6, een 2 m brede kruin reikende tot N.A.P. 6,10 m, een buitenbeloop van 1 2,5 al 3 en een onderwaterbeloop van 1 3,5 tot 1 4. De ligging van dit dijkvak ten opzichte van de stormstreek alsmede de grote diepte van de vooroever hebben ertoe genoodzaakt de hoogte van de kruin voor sommige dijk- gedeelten te bepalen op N.A.P. 9,50 m en op een bepaald punt zelfs op N.A.P. 11,50 m. Deze kruin is daarmee de hoogste van alle versterkte en nog te versterken zeedijken van Zuid-Beveland. De kruin van de dijk verkreeg een breedte van 2,50 m, het binnenbeloop een helling van 1 3 en het buitenbeloop een helling van 1 3,5, terwijl de buitenberm met een breedte van 9 a 11 m werd aangelegd op een hoogte van N.A.P. 4,67 m tot N.A.P. 5,40 m. De steenglooiing werd onder een helling van 1 4 met 25 cm dikke betonblokken opgetrokken tot de hoogte van de buitenberm en daaraan aansluitend werd op die berm een steenstrook aangebracht van straatklinkers ter breedte van 1,50 m. Op de 7,50 m brede binnenberm werd zoals gebruikelijk een 3 m brede onderhouds- en inspectieweg aangelegd. De verzwaring van het dijkvak vond aan de landzijde plaats 541

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 31