13 14 15 Fig. 6. Voorspelling en waarneming van het ver ticaal getij en van de stroomsnelheid bij de plaat sing van de 21e en 22e caisson op de hoogwater kentering, 21 mei 1969 Fig. 7. Voorspelling en waarneming van het ver ticaal getij en van de stroomsnelheid bij de plaat sing van de laatste twee caissons op de laagwater- kentering, 23 mei 1969 Fig. 8. Schema van de plaatsing der caissons in het sluitgat tevoren op 8.10 uur was voorspeld, maar die in feite omstreeks 8 uur is opgetreden, dus 10 minuten vroeger. Het was niet mogelijk in dit geval de voorspelling een uur tevoren te herzien, zoals bij de plaatsing op de hoogwaterkentering wel het geval was. Wegens het invaren en indraaien van de caissons moest de snelheid ongeveer een uur vóór de kentering uit metingen bovenstrooms van de caissons worden afgeleid; en op het tijd stip van kentering dus evenzo. Het bleek verder dat het snelheidsverloop ten tijde van de kentering nogal afwijkend was, doordat er stroom liep van het sluitgat via het Robben- gat naar de geopende spuisluizen. Verder waren de snelheden over een periode van ongeveer 20 minuten voor de kentering kleiner dan 0,5 m/sec. In fig. 4 vindt men nog de maximale ebsnelheden ingetekend die gedurende de sluitings periode na 7 mei werden gemeten, zowel aan de oppervlakte als 2 m eronder. Ze blijken belangrijk kleiner dan de vroeger berekende snelheidskrommen voor een hoog springtij. Een dergelijk springtij is in de sluitingsperiode niet voorgekomen. Gedurende de nacht tijden zijn echter grotere snelheden gemeten: dan waren de spuisluizen gesloten. Tenslotte is in fig. 8 het plaatsingsprogramma van de caissons weergegeven. Uit deze figuur kan de breedte van het sluitgat op een bepaalde dag worden afgelezen. 554

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1969 | | pagina 44